zijn beweegbare brug een onbeperkte door-
vaarthoogte biedt. De betrekkelijk geringe
winst aan capaciteit die met deze vervol
making zou worden verkregen, weegt echter
niet op tegen de hogere bouwkosten, de
langere bouwtijd en het feit dat een voor het
verkeer op de Zoomweg ongewenste situatie
ontstaat, wanneer het kort achter elkaar twee
beweegbare bruggen ontmoet. Op grond van
deze overwegingen is besloten de derde sluis
niet met een beweegbare brug uit te rusten.
De jachtensluis
Gedurende de zomermaanden passeert een
groot aantal jachten de Volkeraksluizen. In
juli 1968 maakten ruim 1900 jachten van de
sluizen te Willemstad gebruik, dat wil zeggen
35% van alle jachten die de sluizen in het
gehele jaar passeerden. In de maanden juni,
augustus en september passeerde respec
tievelijk 17, 23 en 14% van het jaaraanbod,
dus in een periode van slechts 4 maanden
90% van het jaartotaal van 5445 jachten de
sluizen. Bovendien werden tijdens de week-
eiuden bijna tweemaal zoveel jachten geschut
als op een werkdag. Zo passeerden in juli
1968 op een gemiddelde dag tijdens het week
einde 85 jachten de sluizen. Het spitsuur valt
hierbij voor de afvaart tussen 9 en 13 uur en
voor de opvaart tussen 12 en 16 uur.
In 1969 bleek de recreatievaart met 20% te
zijn toegenomen ten opzichte van het vooraf
gaande jaar; tijdens de spitsuren meldden
zich op een gemiddelde weekeinddag in juli
van dat jaar 31 jachten om geschut te worden.
Gezien de ontwikkeling van de watersport in
Zeeland lijkt een groei van 20% per jaar voor
de eerstvolgende jaren een redelijke prognose.
In 1975 moeten dan op een gemiddelde week
einddag 300 jachten worden geschut en
kunnen zich tijdens een spitsuur op zo'n dag
110 jachten melden.
De recreatievaart wordt thans zo goed moge
lijk met de beroepsvaart meegeschut. Reeds
onder de tegenwoordige omstandigheden
lopen de jachten een vrij groot risico van
beschadiging door de zware beroepsvaar
tuigen, en de beroepsvaart ondervindt van de
jachten veel vertraging. Het samengaan van de
beroeps- en recreatievaart zal in de toekomst,
ondanks de uitbreiding van het sluizencom-
plex in de zomermaanden leiden tot een te
grote capaciteitsvermindering. Dit kan alleen
worden voorkomen door het bouwen van een
aparte sluis voor de jachten.
De recreatievaart brengt echter nog een pro
bleem met zich. Uit de in de afgelopen jaren
verkregen cijfers blijkt dat 0,4% van het aantal
vaartuigen in de beroepsvaart een brug-
opening vraagt, doch dat de brug moet
worden geopend voor niet minder dan 8,21%
van de passerende jachten.
Voortgaande groei van het aantal jachten zou
betekenen dat in 1975 op een gemiddelde
weekeinddag in juli 12 brugopeningen moeten
worden gegeven met een totale openingsduur
van ongeveer 1V2 uur, en dat bij een brug die
is gelegen in rijksweg 19, die Noord-Brabant
via Haringvlietbrug en Heinenoordtunnel met
Rotterdam verbindt en via de Beneluxtunnei
ook met den Haag!
Een globale prognose voor het wegverkeer op
deze weg op een gemiddelde weekeinddag in
juli 1975 bedraagt 37 000 voertuigen. Op grond
van deze cijfers is het zonder meer duidelijk
dat naar een oplossing gezocht moest worden
die het aantal brugopeningen zoveel mogelijk
beperkt. De oplossing is gevonden door over
de jachtensluis een vaste brug te ontwerpen
met een doorvaarthoogte van ruim 19 m, het
geen een belangrijke vergroting betekent van
de thans bij gesloten brug beschikbare door
vaarthoogte van 14,70 m. De verwachting is
dat bij deze doorvaarthoogte op een gemid
delde dag in 1975 gemiddeld minder dan één
brugopening nodig zal zijn. Men denkt nog in
1980 met 20 brugopeningen in een zomer
maand te kunnen volstaan.
Bij het bepalen van de kolkafmetingen van de
jachtensluis is uitgegaan van de gedachte dat
de sluis ook bij de voortzetting van de sterke
groei van het aantal jachten nog 10 jaar na
het gereedkomen voldoende capaciteit moet
bezitten.
Aan de hand van de beschikbare cijfers is
men tot de conclusie gekomen dat een sluis
met een schutcapaciteit van 90 jachten per
uur aan deze eis voldoet.
Bij het bepalen van de sluisbreedte rees de
vraag of de jachtensluis gedurende de winter
periode niet tevens als reservesluis voor de
beroepsvaart gebruikt kan worden. Deze vraag
kon, mede vanwege de doorvaarthoogte van
N.A.P. 19 m zonder meer bevestigend
worden beantwoord.
Op grond van deze nevenbestemming zijn de
kolkafmetingen bepaald op 142x16m. De
drempeldiepte is voorlopig, met het oog op de
bruikbaarheid voor hoge beroepsvaart, vast
gesteld op N.A.P. - 6,25 m en dus gelijk aan
die van de andere sluizen.
De inlaatsluis in de Volkerakdam
Tot aan de afsluiting van de Oosterschelde in
1978 zal het water ten zuiden van het Volke-
rakcomplex zouter zijn dan dat ten noorden
van de sluizen. In de zomer van 1970 bedroeg
het gemiddeld chloridegehalte in de zuide-
485