De eerste gevolgen van de afsluiting van het Grevelingenbekken Door de afsluiting van het Grevelingen- estuarium in mei 1971 vielen daar bijna van de ene op de andere dag invloeden weg die er eeuwen hadden geheerst. Eb en vloed dempten uit en de dagelijkse verversing van het bekken met zeewater hield op. De stroming kwam vrijwel tot stilstand. Wat overbleef was een semistagnant zoutwater- meer. Inmiddels is een omvangrijk onderzoek aangevangen naar de fysische, chemische, bacteriologische en biologische veranderin gen die onder invloed van de afsluiting in het zoute water optreden. Na verloop van een aantal jaren en met name wanneer door de afsluiting van de Oosterschelde het Zeeuwse Meer zal zijn gevormd, verandert de situatie opnieuw; dan zal het Grevelingenmeer ver zoeten. De studie van de ontwikkeling die het Grevelingenmeer in de overgangsfase doormaakt, is juist vanwege het saliene en semistagnante karakter van het meer van onmiddellijke betekenis voor de toekomstige situatie wanneer ook in de Oosterschelde het getij zal wegvallen. De studie draagt namelijk bij tot het wetenschappelijke inzicht dat nodig is om de betekenis van een eventuele com partimentering van het Zeeuwse Meer in zoete en eventueel ook saliene gebieden te kunnen beoordelen. Vandaar dat frequent en intensief onderzoek geboden is van de veranderingen in het water in het Grevelingenmeer en de daarmee samenhangende veranderingen in de samen stelling van levensgemeenschappen. Behalve informatie over wat zich afspeelt op lange termijn moet ook een beeld worden opge bouwd van het gedrag van het water in het meer in kortere tijdsbestekken. Er moet kennis worden verzameld omtrent de wind- invloed, het optreden van gelaagdheid (stratificatie), de zuurstofhuishouding, eutro- fiëringsverschijnselen, de invloed van lokale lozingen en de invloed van uit te voeren inrichtings- en aanpassingswerken. Het onderzoek met betrekking tot de water kwaliteit van het Grevelingenmeer omvat in hoofdzaak studies met betrekking tot de kwaliteit van het water in het meer zelf, en met betrekking tot de invloed van lokale belastingbronnen. Het eerstgenoemde onderzoek vindt plaats door bemonstering van het water in zes punten, drie met een permanent en drie met een semi-permanent karakter. Verscheidene kwaliteitsindicatoren van op deze plaatsen genomen watermonsters worden ter plaatse of in het laboratorium bepaald. Dit onderzoek is gesplitst in een fysisch-chemische, een bacteriologische, een biologische en een bodemkundige sector. Het onderzoek naar de lokale belasting bronnen bestaat voornamelijk in kwantifi cering van de belasting. Ze bestaat groten deels uit uitgeslagen polderwater, in meer dere of mindere mate verontreinigd door afvalwater van huishoudelijke of industriële aard en stoffen die zijn gebruikt in de landbouw. Bij dit onderzoek verlenen de omliggende waterschappen en polders hun medewerking. Ook wordt dit onderzoek geco ördineerd met de activiteiten van het Delta instituut voor Hydrobiologisch Onderzoek te Yerseke en van het Rijksinstituut voor de Zuivering van Afvalwater te Voorburg. De eerste werkzaamheden zijn begonnen in mei 1971. Omdat de waarnemingen nog maar een korte periode beslaan zal een beschrijving van de kwaliteit van het Grevelingenwater moeten berusten op een voorlopige indruk aan de hand van nog onvolledige gegevens. Ook wat de biologisch uitwerking van de veranderingen betreft kan nog maar een zeer voorlopige indruk worden weergegeven. Een belangrijke factor voor het aquatisch 476

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1972 | | pagina 38