slechts weinig zand getransporteerd te zijn
naar de Nieuwe Maas; daar werd jaarlijks
minder dan 0,10 miljoen m3 afgezet. In de
diepe kuilen op de trajecten kmr 993-999 en
kmr 1003-1006, waar thans een kunstmatige
bodemverhoging tot respectievelijk N.A.P.
8 en 12 m wordt uitgevoerd, hebben de
laatste dertig jaren afzettingen van bodem
materiaal plaatsgevonden, op het eerstge
noemde traject vermoedelijk afkomstig van de
Lek, terwijl in het andere traject vermoedelijk
zeezand werd afgezet na perioden met lang
durige westerstorm.
Per half jaar kwam van de Waal gemiddeld
0,38 miljoen m3, gedistribueerd over de Boven
Merwede (0,05 miljoen m3), de Nieuwe
Merwede (0,15 miljoen m3), de Dordtse Kil,
het zuidelijke deel van de Noord en het
bovendeel van de Oude Maas (totaal 0,08
miljoen m3), en ten slotte over het bovendeel
van het Hollands Diep en het aansluitende
gebied van de Amer (0,10 miljoen m3). Op
deze natuurlijke verdeling van het zandover-
schot berustte in de jaren 1951-1970 in de
hoofdzaak de verstrekking van vergunningen
voor zandwinning, de zogenaamde zand-
contingentering.
Het Spui en het gehele benedendeel van de
Oude Maas zijn gedurende de periode
1960-1968 van nature stabiel gebleven;
zuigwerk dat op de Oude Maas werd uit
gevoerd terwille van de scheepvaart, is buiten
beschouwing gelaten.
Wanneer men het grote traject Nieuwe Maas-
Rotterdamse Waterweg - kmr 989-1032 - als
één geheel beschouwt, is het in de periode
1960-1968 vrijwel in evenwicht gebleven. Het
zeezand dat bij langdurige westerstormen in
Fig 3. Zandbalans over een ge
middeld halfjaar in de periode
1960-1968
IWAAL
2ANDAANVOER
CA. 0.38 min m3
MAAS
de Waterweg werd afgezet, werd er in het
algemeen bij hoge rivierafvoeren weer uit
verwijderd. Wel zijn binnen het traject plaat
selijk vrij grote zandverplaatsingen opge
treden. Op het nauwe riviergedeelte van
kmr 1017 tot 1020, waar toen nog de 'trog van
Maassluis' lag, zijn sterke uitschuringen
opgetreden; het van dat gedeelte meege
voerde zand werd in hoofdzaak weer afgezet
op de Waterweg, onmiddellijk boven het
splitsingspunt Oude Maas, en in het beneden
deel van de Oude Maas. Door kunstmatige
herverdeling van het bodemmateriaal is dit
verschijnsel stelselmatig tegengegaan, totdat
de uitschuring werd bedwongen met tussen
1964 en 1967 uitgevoerde kribinkortingen, die
een beter evenwicht op de rivier waarborgden.
De halfjaarlijkse periode na de afsluiting van
het Haringvliet waarover thans metingen
514