y J De bodemveranderingen aan weerszijden van de Haringvliet- sluizen Toen op 1 oktober 1968 de uitwaterings sluizen in het Haringvliet geopend werden, nadat voor die tijd de bouwput was opgeruimd en de bodemverdediging aan weerszijden van de sluizen was voltooid, werd het doorstroom profiel van het Haringvliet, dat tevoren door de aanwezigheid van het werkeiland sterk was beperkt, aanzienlijk vergroot, namelijk tot 21 300 m2. Dit was meer dan toen met de afsluitingswerken begonnen werd, hetgeen be grijpelijk wordt als men bedenkt dat de sluis- vloer aanzienlijk lager werd aangelegd dan de oorspronkelijk ter plaatse aanwezige ondiepte, terwijl bovendien de bodem tijdens de aan wezigheid van de bouwput daarbuiten plaatse lijk sterk was uitgeschuurd. Na oktober 1968 volgden de afsluiting van het Noord Pampus, zuidelijk van de uitwateringssluizen, en de vor ming van het wintersluitgat in het Rak van 9' 10000 30ÖO 6000 9000 19000 AFVOER BOVENRÓN TE OOSITH I,. m3/SEC Fig. 1a. Eb- en vloedvolume bij gemiddeld getij ter plaatse van de Haringvlietsluizen voor en na de afsluiting Fig. 1b. Maximale eb- en vloed- debieten bij gemiddeld getij ter plaatse van de Haringvlietsluizen voor en na de afsluiting y y ^y X y -v' y ^AJXD 3000 8OQ0 SOOO 12000 15000 '8OO0 AFVOER BOVENRUM TE LOBITH IN m'3/SK 517

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1972 | | pagina 27