Zandverplaatsmgen in de rivieren van het noordelijk bekken na de afsluiting van het Haringvliet De sluiting van het Haringvliet en het intreden van het nieuwe regime liggen nu zo ver achter ons, dat over het eerste halfjaar na de afsluiting een overzicht kan worden gegeven van de opgetreden bodemveranderingen aan de hand van een zandbalans van het noordelijk bekken. In een zeegat met zanderige bodem bepaalt het getijvolume - dat is de som van de hoeveelheden water die per getij worden af- en aangevoerd - de vorm en de grootte van het doorstroomprofiel. Ook voor meer naar binnen gelegen rivierstukken gaat dit groten deels op. Daar het inwerkingstellen van de Haringvlietsluizen het hydraulische regime van het noordelijk bekken verregaand heeft veranderd, mag men verwachten dat dus ook de bodemfiguratie van het rivierenstelsel wijzigingen heeft ondergaan. Bij de beoordeling van de te verwachten bodemveranderingen vormen de veranderin gen van het getijvolume dan ook een belangrijke aanwijzing. Uit een vergelijking van de getijvolumes in het noordelijk bekken vóór de afsluiting van het Volkerak en het Haringvliet en dezelfde grootheden in de thans bestaande toestand (fig. 2), blijkt dat de getijvolumes aan de noord- en zuidrand van het noordelijk bekken zijn afgenomen; de vermindering is uiteraard het sterkst op het Haringvliet zeif. De getijvolumes van de rivieren in het centrale gedeelte van het noordelijk bekken zijn daarentegen toege nomen, zoals te zien is aan de gegevens van de Oude Maas, het Spui, de Kil en de Noord, met uitzondering van het gedeelte van de Oude Maas boven het Spui. Ook valt op dat het verloop van het getijvolume langs de riviertakken voorheen vrij groot was, en thans gering is. De Deltacommissie heeft deze hydraulische veranderingen in haar rapport voorspeld, en op basis van die gegevens een prognose opgesteld van de te verwachten aanzandings- en erosieprocessen. Op de Nieuwe Waterweg, de Nieuwe Maas, het bovendeel van de Oude Maas, de Beneden Merwede, de Boven Merwede, de Nieuwe Merwede, het Hollands Diep en het Haring vliet, zo luidde de voorspelling, kunnen bij gemiddelde omstandigheden van getij en van rivierafvoer aanzandingen dan wel aanslib bingen worden verwacht. Op het Spui, de Dordtse Kil, de Noord en het benedendeel van de Oude Maas kunnen bij gemiddelde omstandigheden van getij en van rivierafvoer daarentegen uitschuringen worden verwacht. Zoals uit het vervolg zal blijken, zijn deze prognoses voor een groot deel door de opgetreden verschijnselen bevestigd. Ter wille van de vergelijking van de situaties voor en na de afsluiting van het Volkerak en het Haringvliet is een globale zandbalans over een periode van een half jaar vastgesteld, enerzijds zoals die gemiddeld is geweest in de periode 1960-1968, en aan de andere kant zoals die blijkt uit metingen in het eerste halfjaar na de afsluiting van het Haringvliet. We bespreken nu de methode die is gebruikt voor het opstellen van de zandbalansen, en geven een beschouwing over de gevonden resultaten. De lodingen waarvan gebruik werd gemaakt voor de zandbalans 1960-1968 zijn in de meeste rivieren en getijwateren jaarlijks eenmaal uitgevoerd; alleen op het traject Nieuwe Maas-Rotterdamse Waterweg is twee maal per jaar gelood, in het voorjaar en in het najaar. De opgegeven inhouden voor de 512

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1972 | | pagina 22