Graan-grasmengsel een maand
voor de rogge-oogst; Dwars-in-
de-weg, juni 1972
In de luwte achter de stuif-
schermen vormen zich zandrug-
gen; Punt van Goeree, augustus
1971
verdiende gerst ais dekvrucht de voorkeur
vanwege zijn hoge zouttolerantie en omdat dit
graan weinig massa vormt en daarmee de
ontwikkeling van het gras zo weinig mogelijk
in de weg staat.
Afhankelijk van het seizoen pleegt men
zomergerst of wintergerst te zaaien. Aan
gezien de verbouw van wintergerst in Zuid-
Holland en Zeeland niet is toegestaan, kon
men in het Grevelingenmeer alleen met
zomergerst werken; in het najaar moest een
andere dekvrucht worden gekozen. Op zand
gronden komt winterrogge dan het meest in
aanmerking.
Doordat er verschillen optreden in de snelheid
van ontzilting, is het niet mogelijk alle zand
gronden tegelijk in te zaaien. Als norm geldt
dat het zoutgehalte van het bodemvocht in
de bovenste 20 cm van de grond gedaald
moet zijn beneden 15 a 12 gram NaCI per
liter, alvorens tot inzaai kan worden overge
gaan. Met het oog op de te verwachten neer
slag kan de norm in het najaar iets soepeler ge
hanteerd worden dan bij de voorjaars- en
zomerinzaai. Nu doet zich echter de gelukkige
omstandigheid voor, dat de meest stuif-
gevoelige zanden, die dus grover zijn en hoger
liggen, het snelst ontzilt raken, en derhalve
het eerst kunnen worden ingezaaid.
Reeds eind juni 1971 waren de eerste ge
deelten van de Punt van Goeree en van de
Kabbelaarsbank voldoende ontzilt, zodat tot
inzaai van de eerste 65 ha kon worden over
gegaan. De inzaai geschiedde met behulp van
zaaimachines met 30 cm afstand tussen de
rijen. Om uitstuiving tussen de rijen zoveel
mogelijk te voorkomen is er gezaaid in vier-
kantsverband: na het zaaien in de lengte-
11