noegen op het Veerse Meer. In het brakke
milieu groeide de forel goed, maar tot voort
planting kwam het niet. Vandaar dat het meer
langzaam leeggevist wordt, en jaarlijks een
aanvulling met jonge vis noodzakelijk is. Snel
gaat het leegvissen niet, want er geldt een
vangstbeperking: meer dan vier exemplaren
mag een sportvisser niet meenemen; wat hij
meer vangt moet hij terugzetten. De beroeps
vissers mogen helemaal geen forel houden.
Toen na een aantal jaren bleek hoe gunstig
de forel reageerde op het brakke milieu, is
getracht hem ook in te voeren in het Greve-
lingenmeer. Een eerste poging, in september
1971, mislukte; de toestand was nog te on
gunstig vanwege de verstoring van het milieu
en de zuurstoftekorten. Later in het najaar
bleek een tweede proefuitzet wel aan te slaan,
en toen kon men overgaan tot het uitzetten van
De vis ontmoet zijn visser
100 000 jonge forellen, kostprijs 1,20 per
stuk, uit Nederlandse kwekerijen. Omdat vast
stond dat de Deltafederatie deze eerste uitzet
niet volledig zou kunnen bekostigen heeft het
ministerie van Landbouw en Visserij dit begin
van de forellenstand in het Grevelingenmeer
door een subsidie van 100 000 mogelijk ge
maakt. Het ligt in de bedoeling dat de
federatie de kosten zal gaan dragen van het
op peil houden van de forellenbevolking.
Enigszins een tegenslag was het in dit ver
band dat er nogal wat forellen door de sluis
bij Bruinisse naar buiten trokken. Het verlies
bedraagt veel meer dan van de Veerse-Meer-
populatie ooit is weggezwommen, en dat on
danks het feit dat de sluis bij Kats veel vaker
opengaat dan die bij Bruinisse. Op de Kram
mer wordt laatstelijk dan ook vrij wat forel
gevangen, vooral door beroepsvissers. In
januari 1972 trad sterfte op onder de vis in het
Grevelingenmeer. De deskundigen stonden
voor een raadsel. Was het een plotse
ling invallende periode van kou geweest, die
de vissen verraste?
In elk geval bleken de slachtoffers in meer
derheid gevallen te zijn in de ondiepe ge
deelten van het meer. Sedert januari is er
verder evenwel geen tegenslag meer geweest,
en naar alle waarschijnlijkheid hoeft voor het
lot van de forel niet meer gevreesd te worden
- tot op de dag dat hij zijn visser ontmoet.
Reeds nu zijn er exemplaren van een kilogram
en meer gevangen.
Het aantrekkelijke van de forellenvisserij in
zandige gebieden met een goede harde
ondergrond is dat de visser nu ook eens van
de wallekant kan komen en in de plas kan
gaan staan, zoals hij zijn buitenlandse
collega's altijd heeft zien doen. Deze wijze van
vissen levert hem een heel nieuw contact op
met zijn jachtgebied.
Er bestaat tussen de verschillende gebruikers
van eenzelfde recreatiegebied van nature een
zekere rivaliteit, leder is geneigd het gebied
vanuit zijn eigen belang te zien, en er zijn
wereld in te projecteren. Sportvissers en
beroepsvissers die vanuit een verankerd
bootje vissen, kunnen zeilers in het vaarwater
zitten, vooral in de buurt van een haven.
Zeilers kunnen ergernis verwekken bij vissers
door hun tuig niet te ontzien. In veel gevallen
kan een mogelijk belangenconflict tot
oplossing worden gebracht door een zone
verdeling tot stand te brengen, niet alleen
naar plaats, maar ook naar tijd. Zonering in
de tijd is in veel gevallen makkelijker. De
forellenvangst bijvoorbeeld kan het best be
oefend worden vóór negen uur 's morgens
en na vier uur 's middags; het ideale seizoen
ervoor is niet de zomer, maar de herfst. Deze
voorkeurstijden geven een gunstig perspectief
op een mogelijke tijdsverdeling met de zeilers.
Plaatselijke zone-indeling is moeilijker, omdat
men maar moet afwachten of de vis zich aan
de gemaakte afspraken zal houden. En waar
de vis zit, zit ook de visser.
De wensen die de sportvissers hebben ten
aanzien van de inrichting der Deltameren zijn
over het algemeen eenvoudig van aard. Dik
wijls zijn het wensen om iets niet te doen:
geen intensieve recreatieve ontsluiting, geen
verdieping van het water. De visser aan de
wallekant vindt één andere visser binnen
gehoorsafstand al gezelschap genoeg, en op
het water heeft hij met zijn bootje van maxi
maal 60 cm diepgang niet gauw last van
ondiepten, terwijl zulke plekken voor de vis
vaak interessant zijn.
7