V,
tijdens een proef aan polystyreen wordt op-
gewerveld en getransporteerd, moet niet in
het watercirculatiesysteem terechtkomen; in
het afvoerkanaal is dan ook een zeefband in
gebouwd. Het detailmodel stelt een gebied
voor dat aan weerszijden reikt tot ongeveer 3
km uit de as van het damtracé. De kleppen-
randen zijn bij dit model met de hand instel
baar. Het maximale debiet dat kan stromen
door het model als geheel, bedraagt 3
m3/sec., hetgeen overeenkomt met een debiet
in de natuur van 170 000 m3/sec.
Een van de belangrijkste aspecten van de
kwantitatieve bepaling van de bodemaan
tasting is de ontwikkeling van de bodemligging
in de tijd. Er is dus een registratie-apparaat
bij nodig dat in staat is met grote snelheid
en nauwkeurigheid de vormveranderingen van
het polystyreenbed te volgen. Omdat peilen
met de hand moeilijk gaat, en ook verstoringen
kan teweegbrengen, is er een elektronisch
instrument ontworpen dat terwijl het met een
snelheid van 10 tot 30 cm/sec. over de meet-
brug glijdt, een nauwkeurig profiel registreert
van de bodem in zijn baan. Door de meetbrug
te verhalen kan men in korte tijd een aantal
raaien naast elkaar loodrecht op het tracé in
het sluitgat meten. Aangezien op deze manier
van elke raai het profiel wordt afgetast, heeft
het instrument de naam 'profiel-volger' ge
kregen, of kortweg 'provo'.
Natuurmetingen
Het gebied dat in het overzichtsmodel M 1000
wordt weergegeven omvat het gehele Ooster-
scheldebekken en daarnaast nog het Keeten,
het Mastgat, het Zijpe, de Krammer en het
Volkerak. De westelijke grens loopt van Dom
burg op Walcheren over de Domburger Ras
sen langs de westrand van de Banjaard en
verder over de Bollen van het Nieuwe Zand
naar de Oude Hoeve, ongeveer 3 km benoor
den de lichttoren van Haamstede op Schou-
wen-Duiveland. Aan de oostzijde wordt het
weergegeven gebied begrensd door een lijn
loodrecht op het midden van het Hellegat, ter
hoogte van Willemstad.
Alle gegevens die in het model zijn ingevoerd
en op basis waarvan vervolgens prognoses
worden geformuleerd over het gedrag van
het systeem onder invloed van wijzigingen in
de configuratie, moeten vanzelfsprekend eerst
aan de werkelijkheid worden ontleend. Hoe
nauwkeuriger het gebied uit metingen
bekend was, hoe getrouwer ook de voor
stelling ervan in het model kon wezen. De
meeste gegevens die men voor de bouw en
de inrichting van een overizichtsmodel nodig
HELLEGAT 0/
Y
O VtLlCfSTHAVEN
ORANJEZON
o
OOSTKAPELte
O COLIJNSPLAAT
VLIETEPOLDE.fr
GOESE SAS
WEMELDINGE
O STAVENISSE
i. .'.NI
RAZERNIJPOLDER
LOóiJKSEGAT
<V« I
O FEIL SCHA ALWAAR NEMINGEN
Ligging van de punten voor
natuurmetingen in het
Oosterscheldegebied
Snelheidsverticalen bij maximale
ebsnelheid;
stroommeting van 11 september
1968
had, konden worden afgeleid uit bodem
peilingen, waterstandsmetingen en stroom
metingen.
Het gehele gebied wordt sinds 1959 minstens
één maal per jaar gepeild in evenwijdige
raaien, die gemiddeld 200 m van elkaar liggen.
De totale raailengte bedraagt 2600 km. De
peilingen dienen om de modelbouw mogelijk
te maken, maar ook en allereerst om na te
gaan aan welke veranderingen de geulen en
banken in het gebied onderhevig zijn.
De bodemdiepte wordt aan boord van meet-
vaartuigen geregistreerd met behulp van een
echolood. De plaatsbepaling geschiedt in de
smallere stroomtakken, zoals op het traject
Keeten-Volkerak, aan de hand van bakens op
de wal; op de brede Oosterschelde wordt ge
bruik gemaakt van het Decca-net. De tijds-
verdeling wordt automatisch op de registratie-
rollen mee afgedrukt; waarneming van de
waterstand ter plaatse maakt het mogelijk de
gemeten diepten te herleiden tot diepten
beneden N.A.P.
Op basis van deze metingen kunnen dwars
profielen en peilkaarten getekend worden.
De bodem van M 1000 is geprofileerd op
grond van een serie peilingen in 1967.
Het verloop van de waterstanden, ook wel
genoemd het 'verticale getij', kon worden af
geleid van een aantal registrerende peil-
66