1971 het meest geschikt bevonden voor de herijking van model M 1000. Het mathematisch één-dimensionaal over zichtsmodel De recente ontwikkeling van de computer techniek en de voor het oplossen van getij problemen beschikbare rekentechnieken maken het thans mogelijk naast hydraulische ook mathematische overzichtsmodellen te construeren. De voorwaarden die noodzakelijk zijn voor het simuleren van de juiste hydrau lische omstandigheden in het detailmodel, kunnen thans evengoed aan een mathematisch als aan een hydraulisch overzichtsmodel wor den ontleend. Onze kennis betreffende een aantal verschijnselen die zich in de omgeving van sluitgaten voordoen, zoals ontgrondingen en wervelstraten, laten zich echter nog moei lijk langs wiskundige weg beschrijven. Mathe matische detailmodellen van sluitgaten zijn derhalve nog niet mogelijk. Daar het gebruikelijk is om de verlangde ge gevens bij kostbare en ingrijpende water staatkundige werken zekerheidshalve volgens verschillende methodieken te benaderen, is van het gebied dat in het hydraulisch model M 1000 wordt voorgesteld, ook een mathema tisch model gemaakt. Hiertoe werd dit gehele gebied geschematiseerd tot een één-dimen sionaal geulenstelsel. Dit stelsel bestaat uit ongeveer 40 knooppunten en 60 onvertakte getijgeulen of takken. Door zijn vele takken en knooppunten benadert dit één-dimensionale model van de Oosterschelde de twee-dimen sionale toestand. Opgemerkt moet evenwel worden dat de vervallen die optreden onder invloed van de aardrotatie in dit model buiten beschouwing blijven. In de randvoorwaarden voor het verticale getij in de Oosterschelde- mond is de invloed van de aardrotatie echter wel opgenomen, daar ze afkomstig zijn uit natuurmetingen. In het hydraulisch model wor den die krachten door zogenaamde Corrolis- tollen kunstmatig opgewekt, maar in het mathematisch één-dimensionaal model wor den ze buiten beschouwing gelaten. De rekentijd plus uitvoertijd van de gegevens in dit mathematische model bedraagt op de middelgrote Eliottcomputer van de Rijkswater staat ongeveer een uur. Na dat uur kan men voor elk moment in twee opeenvolgende ge tijden zestig inlichtingen opvragen aangaande de waterstanden en 120 inlichtingen betreffen de de stromen. Voor de berekening wordt een impliciete methode gehanteerd. Waterstanden en afvoeren worden bij deze methode be rekend voor iedere knooppunt, waarbij de grens van twee takken die in eikaars ver lengde liggen, ook als een knooppunt wordt opgevat, terwijl de lengte van de takken flexibel is. Dit systeem maakt een vereen voudiging mogelijk van de schematisering, en geeft de mogelijkheid tot een betere benade ring van de werkelijke rivierfiguratie. Het hydraulisch en het mathematisch model zijn beide op dezelfde natuurmeting geijkt. In eerste instantie werd daarvoor een meting van 10 en 11 september genomen, toen het Volkerak nog open was, en later een van 7 oktober 1971, toen het Volkerak al was af gesloten. Men kon toen meteen een indruk krijgen van de invloed die deze afsluiting volgens de twee verschillende modellen op dt hydraulische toestand uitoefende. In het gebied vanaf het damtracé in de Oosterschelde tot aan het Zijpe stemmen de beide modellen goed overeen wat betreft hun voorstelling van de veranderingen in de waterstanden. Verder gaande in de richting van de Volkerakdam nemen de ver anderingen in de laagwaterstanden volgens het mathematisch model iets meer toe dan volgens het hydraulische. Van de veranderin gen die de stromen in de verschillende meet- raaien tengevolge van de Volkerakafsluiting ondergaan, geven beide modellen hetzelfde beeld. Het maximale ebdebiet ter plaatse van de Oosterscheldedam neemt zowel volgens model M 1000 als volgens het mathematisch model toe met 8%, terwijl de stroom door de raai Kats-Stavenisse praktisch niet verandert. De stroomkromme in het Zijpe, waar volgens het hydraulisch model het maximale ebdebiet toeneemt met 19% en het maximale vloed- debiet vermindert met 11%, vertoont volgens het mathematisch model in de overeenkom stige situaties een vermeerdering van 24% en een vermindering van 14%. In elk geval blijkt, dat het hydraulisch en het mathema tisch model praktisch tot vrijwel dezelfde resultaten komen. De stroom door de raai Kats-Stavenisse veranderde praktisch niet, omdat het oostwaarts van die lijn gelegen deel van de Oosterschelde door de afsluiting van het Volkerak nauwelijks wordt beïnvloed. Aan deze twee modellen en aan het detail model M 1001 zullen dus waterloopkundige prognoses worden ontleend die voor het ont werp en de uitvoering van de Oosterschelde- afsluiting onmisbaar zijn. Het onderzoek in de modellen zal daarna echter nog moeten worden voortgezet ter bestudering van een aantal vraagstukken die uit de afsluiting voortvloeien, zoals de windeffecten op het toekomstige Zeeuwse Meer, de waterbeheer sing, en dergelijke meer. 70

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1972 | | pagina 16