N jurlijke begroeiing langs e nog onverdedigde oever in h Veerse Meer 0 werp van een golfkering Is ;s natuurgebieden in het G velingenmeer lij oeverbegroeiing langs een zout meer ze weinig verschillen van die langs een zoet rr er, en te minder naarmate de oever hoger is n minder blootgesteld aan bij harde wind o. rstuivend zout spatwater. De geringheid v het verschil moet daaraan worden toege- sc reven dat zich in de bodem van de door zc t water omgeven gebieden na verloop van tij een zoetwaterlens vormt, een grondwater- Is g met een in de richting van de oevers a emende dikte. Hoe hoger de oever, des te tikker de zoetwaterlens ter plaatse, en des t neer zal de plantengroei gelijk zijn aan die i een geheel zoete omgeving. Op lage maar i schut gelegen oevers - 10 tot 20 cm uit- kend boven het water - kan de planten- oei toch nog een zoet karakter dragen, zij t dat de vegetatie er ijler is en minder og opschiet. Een veel groter verschil zal zich voordoen bij de ondiepe vooroevers. We hebben gezien dat die alleen in stand blijven waar ze beschut zijn, bijvoorbeeld door een golfkering. Wan neer het water zoet is, kunnen daar dan uitgebreide rietvelden en moerasvegetaties ontstaan; ook het wat diepere water geeft een uitbundige groei te zien van allerlei water planten. De golfkeringen zelf en de oever verdedigingen van grind zullen grotendeels door begroeiing aan het oog worden ont trokken. Is het water zout, dan zullen er water- waarts van de oeverlijn geen boven het water uitstekende, in de bodem wortelende planten voorkomen. Ook onder water zal de vegetatie veel spaarzamer zijn en bestaan uit zeegras en wat zwevende wieren en algen. De grind- verdedigingen zullen waar ze boven water uitkomen, goed zichtbaar blijven. Welke voorkeur men nu vanuit een oogpunt van recreatie wil uitspreken is - kwesties van waterkwaliteit daargelaten - voor een groot deel een zaak van landschapswaardering. Het beeld dat de oevers van een zoet meer te zien geven, kennen we al, van het Brielse Meer en andere grote meren in ons land. Hoe de vegetatie zich ontwikkelt aan de oevers van een zout meer, wordt over enige jaren zichtbaar in het afgesloten Grevelingen- bekken. De oevers van het Veerse Meer leveren geen goed voorbeeld, want dat meer is brak, en het zomerpeil ligt er 70 cm hoger dan het winterpeil. Dit laatste heeft tot gevolg dat de zoetwaterlenzen zich tijdens de regen periode van de winter goed kunnen ont wikkelen, zelfs tot een eind buiten de zomer- waterlijn. Wanneer in het voorjaar het water peil omhoog komt, worden de zoetwaterlenzen mee omhoog gedrukt. Zelfs in het brakke 81

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1972 | | pagina 27