on ervinden dat, en zij zullen dus na het bad
gr ig een zoetwaterdouche nemen.
Vo r de instandhouding van voor oever-
re eatie bestemde ondiepe vooroevers biedt
ee zoet milieu zowel voor- als nadelen.
Er erzijds zal op een aantal plaatsen de over-
m ge groei van riet en waterplanten nood-
za rn tot maatregelen, anderzijds vormt de
be roeiing een fraaie secundaire verdediging,
di' verdere maatregelen aan de landzijde van
ee golfkering overbodig maakt, en een be-
lar jrijke bijdrage levert aan de instandhou-
dir i van oeverzones.
In et Veerse Meer is tenslotte gebleken dat
de iaalworm zich ook in stilstaand zout water
ze sterk kan ontwikkelen. De vele houten
co .truches in de oeverzone die met water
in anraking komen, zouden dan van paal-
wo nbestending hout gemaakt moeten wor
de wat nogal kostbaar is.
Al et al blijkt het vooralsnog moeilijk vanuit
he iogpunt van de recreatie een sterke
vo' keur uit te spreken voor een zout of een
zo' Deltameer. De wijze waarop het Greve-
lin enmeer zich in de komende jaren ont-
wi elt zal daarin nog wel wat meer klaarheid
ku ren verschaffen. Vanuit een oogpunt van
div rsiteit zou te bepleiten zijn dat in een
zoi e Delta een zoet compartiment wordt
op' ;nomen, en omgekeerd in een zoete Delta
ee zout gedeelte.
Te slotte nog iets over de minder of meer
re !matige peilwisselingen waar wel eens
vo gepleit wordt. Het in dit artikel besproken
sy. ?em van brede ondiepe vooroevers achter
go eringen is ontworpen met als stilzwij-
ge ie vooronderstelling een vast waterpeil.
Vo het Veerse Meer ligt dat peil op N.A.P.,
vc< het Grevelingenmeer 20 cm lager. Bij een
de elijk vast streefpeil komen natuurlijk ook
w( oeilschommelingen voor, bijvoorbeeld als
ge dg van onregelmatige lozing van het
ov tollige water, of van op- en afwaaiing.
Zu e schommelingen blijven doorgaans be-
pe t tot een centimeter of tien onder en
bo n het streefpeil, en op het Veerse Meer
bl sn ze geen hinder te veroorzaken.
He wordt wat anders als men te maken krijgt
m langer durende afwijkingen naar boven
en 'aar beneden van bijvoorbeeld een paar
de meter. Als zulke afwijkingen weinig
vo komen betekenen ze telkens een ver
st ng van het heersende systeem. Brede
zo 3s zullen incidenteel droogvallen of juist
os er water komen, wat afstervingsprocessen
o gang brengt. Wanneer het stelsel van
o erverdedigingen op zulke variaties moet
v. den afgestemd, kan dat inhouden dat een
p fkering aanmerkelijk moet worden ver
zwaard omdat de teen moet worden afge
stemd op het laagste peil, en de kruin op het
hoogste. Ook eventuele secundaire oever
verdedigingen zouden er anders uit gaan zien
- men zou ze moeten afstemmen op het grote
peilverschil, en daarmee weer scheidingen
aanbrengen tussen oeverzones met een groot
hoogteverschil. Een nader oordeel over de
gevolgen die peilvariaties zullen hebben voor
de oeververdediging kan pas gegeven worden
wanneer men weet welke variaties kunnen
worden verwacht, hoe vaak, wanneer en voor
hoe lang.
De peilverlaging van 70 cm die het Veerse
Meer in de huidige overgangssituatie jaarlijks
ondergaat in de periode 1 oktober - 1 april,
blijkt voor de recreatie nauwelijks bezwaren
op te leveren. Maar wanneer diezelfde peil
verlaging zou voorkomen in een zeldzame
droge zomer, dan zou juist tijdens goed recre-
atieweer de ondiepe vooroever nagenoeg
droog staan. Hetzelfde verschijnsel zou dan
wel aanzienlijk bezwaar opleveren.
De algemene conclusie moet zijn dat het hier
voorgestelde systeem van brede ondiepe
vooroevers aantrekkelijk als het is uit een
oogpunt van natuurbescherming en recreatie,
minder zinvol wordt naarmate de peilver-
schillen waarmee rekening moet worden
gehouden groter zijn en naarmate ze vaker
voorkomen.