wekkingsgrafieken kunnen worden berekend
uit de windparameters, de strijklengte en de
waterdiepte.
Bij niet-zandige bodems zijn evenwel grotere
afwijkingen gevonden tussen berekende en
gemeten golfkenmerken.
In het algemeen kan voor ons land gesteld
worden dat de golfparameters op water met
zandige bodems voldoende nauwkeurig
kunnen worden berekend, indien althans de
bodem vrij vlak en min of meer horizontaal is
en mits het oppervlak in verhouding tot de
strijklengte van de wind voldoende breed is.
Om een indruk te geven wat voor golfhoogten
er bij een niet al te hoge windsnelheden op
het Veerse Meer en het IJsselmeer voor
komen, zijn de figuren 3 en 4 opgenomen,
waarin de significante golfhoogten zijn weer
gegeven, die optreden bij Z.W.-wind van 10,
15 en 20 m/sec.
Wil men de golfparameters berekenen die bij
een gegeven windsnelheid op een bepaalde
plaats in een al dan niet afgesloten zeearm
zullen optreden, dan staat men voor een zeer
gecompliceerde opgave. Hier immers is de
waterdiepte niet overal min of meer gelijk.
Integendeel, het grillig verloop van de bodem-
vorm heeft een grote invloed op de golf
beweging. Men treft meestal een systeem aan
van lange, diepe geulen tussen uitgestrekte
platen of banken. Bij zo'n bodemvorm gaan
verschijnselen als refractie, diffractie en re
flectie het beeld van de golfbeweging ver
tekenen. Refractie van golven treedt op wan
neer het water ondieper wordt. De snelheid
van een scheef inkomende golf is dan niet
meer op ieder punt van de golfkam dezelfde;
de golfkam begint onder invloed daarvan te
veranderen van richting. In water van gelijk
blijvende diepte kan de golfkam echter even
eens van richting veranderen, en wel wanneer
de golf een gebied binnendringt dat niet door
het windveld beïnvloed is, of is geweest; men
spreekt dan van diffractie. Terugkaatsing van
golven tegen taluds heet reflectie. In de
meeste gevallen treedt een combinatie op
van de genoemde verschijnselen.
Daarbij komt dat de getijbeweging het beeld
in open zeearmen nog weer aanzienlijk modi-
fieert. Het verticale getij heeft invloed op de
refractie- en reflectie-effecten, waardoor het
voor kan komen dat gebieden die bij laag-
water een bijzonder onrustige golfbeweging
vertonen, bij hoogwater een veel rustiger
golfbeeld laten zien. Ook kunnen de grootte
en de plaats van een gebied met een onrus
tige golfbeweging als gevolg van waterstands
variaties veranderen. Het horizontale getij zal
de golfvorm eveneens beïnvloeden. Als de
87