De ontwikkeling van het waterloopkundig onderzoek in verband met de afsluiting van de Oosterschelde A. De werken van het Deltaplan u het op één na grootste zeegat in het eltagebied, het Brouwershavense Gat, is gesloten, resteert alleen nog de afsluiting an de Oosterschelde, niet alleen de laatste, aar ook verreweg de grootste van de in het eltaplan voorziene afsluitingen. De omvang an dit werk komt duidelijk naar voren wan- jeer men een vergelijking trekt met andere eegaten aande hand van het totale volume ater dat per getij door het damtracé in- en tstroomt. Waar nu de Afsluitdijk ligt, die de oormalige Zuiderzee tot IJsselmeer maakte, roomde vóór de afsluiting gemiddeld onge- eer 1 miljard m3 water per getij heen en veer. Door het tracé van de Brouwersdam ok voorheen een getijvolume van 0,7 miljard n3. Door het tracé van de ontworpen Ooster- cheldedam stroomt per getij echter in totaal iet minder dan 2,2 miljard m3 water, dus drie maal zoveel als door het Brouwershavense 3at en twee maal zoveel als door het tracé ■an de Afsluitdijk. De aanleg van de laatste primaire Deltadam betekent dan ook een zware opgave, en het is niet verwonderlijk dat de Deltadienst al jaren lang in nauwe samenwerking met het Waterloopkundig Laboratorium studies ver richt aangaande de waterbeweging in het mondingsgebied van de Oosterschelde. Om deze waterloopkundige studies een goede basis te kunnen geven zijn in de eerste plaats metingen in de natuur noodzakelijk betref fende stroomsnelheid, verticaal getij, golf- gedrag, zandverplaatsing en dergelijke meer, alles onder wisselende omstandigheden. Wanneer deze gegevens op betrouwbare wijze zijn ingevoerd, wordt van het model verwacht dat het een zo volledig mogelijk inzicht zal verschaffen in de verandering die de reali sering der werken zal oproepen in de natuur, met name in de beweging van het water en in de bodemfiguratie. Om dienaangaande een verantwoorde ver wachting te kunnen opstellen kan men steu nen op twee soorten hulpmiddelen. Aller eerst kan men gebruik maken van hydrau lische modellen. Daarnaast is er een mathe matisch één-dimensionaal overzichtsmodel. Het elektrisch analogon 'Deltar', dat in deze Berichten al meermalen is genoemd, kan voor het Oosterschelde-onderzoek niet worden ingezet, omdat daaraan een operationele taak is toebedeeld ten dienste van de Waterbeheer sing in het noordelijk Deltabekken. De eerste voorwaarde die gesteld wordt, zowel aan hydraulische als aan mathematische modellen, is dat ze de in de natuur optredende getijverschijnselen met voldoende nauwkeurig heid simuleren. Bij beide methodieken zijn derhalve uitvoerige ijkingen noodzakelijk. Geschiedenis Het initiatief tot de bouw van het eerste grote overzichtsmodel van het benedenrivierenge bied is in 1946 genomen door de Stormvloed commissie. Toen reeds naar voren gebrachte plannen tot kustlijnverkorting door damver- bindingen tussen verschillende eilanden - het twee-, het vier-, en het vijfeilandenplan met varianten - maakten het noodzakelijk dat een groot aantal verschillende hydraulische situaties werd geprognosticeerd. Modelonder zoek bleek toentertijd bepaalde voordelen te hebben boven getijberekeningen, en men be sloot, een model te bouwen dat de getijbe weging en de rivierafvoer zou simuleren. Als gevolg van de betrekkelijk eenvoudige eisen kon het model sterk worden samengetrokken. 59

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1972 | | pagina 5