het differentiërend effect de eerste jaren het
grootste zal zijn. Wacht men te lang, dan
stabiliseren de eentonige gedeelten zich en
gaat er een zekere natuurlijke potentie ver
loren. Het is dan ook verheugend dat het
mogelijk bleek reeds in april 1972 met be
weiding door ossen en schapen te beginnen
op respectievelijk de Veermansplaat en de
Stampersplaat. Deze beweiding zal in dit
voorjaar worden voortgezet. Bovendien zal
dan ook op de Hompelvoet een begin worden
gemaakt met beweiding door schapen en
paarden.
Het inrichtingsplan
Als wij nu het inrichtingsplan nader bezien en
er enkele details van bespreken, dan dient
vooraf in het algemeen te worden opgemerkt
dat bij het ontwerp getracht is zoveel mogelijk
hogere duin dat gevormd wordt door de
specie uit een te graven plas.
Een gedeelte van deze plas wordt ondiep
zodat zich een rijke vegetatie kan ontwikke
len. Het diepe gedeelte kan in droge tijden
een wijkplaats voor waterorganismen zijn.
Het beste kan met het graven van dit duin-
meer worden gewacht tot zich een zoetwater
lens van voldoende dikte gevormd heeft. Dit
zal mogelijk na 1973 het geval zijn.
Wanneer de schelpenbank in dit gedeelte var
de Hompelvoet begroeid raakt, zou een grind
bank als alternatieve broedbiotoop voor stern
en plevieren kunnen gaan functioneren. Het
deel dat begroeid is met een schorren
vegetatie zal niet worden beweid, aangezien
hier thans de grote stern broedt.
Het met paarden te beweiden gedeelte van d
Hompelvoet is een wijd en grootschalig ge-
aan te sluiten op de terreingesteldheid.
Bovendien zijn de verschillende onderdelen
zodanig gesitueerd dat ook planten en dieren
die juist een overgang tussen of combinatie
van milieutypen prefereren, aan hun trekken
komen. Dit komt zowel uit in de plannen voor
de Hompelvoet als in die voor de Veermans
plaat en de Stampersplaat.
Het onbeweide gedeelte van de Hompelvoet,
de zone die van nature reeds de meeste
variatie vertoont, bevat verschillende elemen
ten. Allereerst een open strandvlakte aan de
westpunt, die slechts zeer langzaam begroeid
zal raken; dan is er een complex lage duintjes.
Het meest westelijk deel is door aanstuiven
tegen schermen ontstaan. De kunstmatige
duintjes sluiten daarbij aan. In verband hier
mee is het van belang dit gedeelte zo snel
mogelijk te realiseren. Sluitstuk vormt het
bied, dat zich op den duur tot een open
landschap met struwelen en verspreide bosje
kan ontwikkelen. De volgende elementen zijn
er in te onderscheiden: enerzijds enkele
duinruggen, die aansluiten bij het onbeweide
duincomplex, zodat een geleidelijke overgang
ontstaat; en anderzijds een stuifvlakte, waarin
de door uitstuiven blootgekomen schelpen
deze winter tot een paar lage heuveltjes
zijn geconcentreerd, zodat dit terrein steeds
een ander karakter zal behouden dan de
ingezaaide vlakte, en een grote diepe plas
met aansluitend een hoge rug, gevormd met
de vanuit de plas vrijgekomen grond, en
gedeeltelijk gelegen in de schapenweide. Deze
plas hier krijgt een heel ander karakter dan
het duinmeer.
Vooral voor de vogels wordt deze plas van
groot belang geacht. Hij moet dan ook in
wnirv beweiden
i met schapen
120