sluizen het grenspeil met enkele decimeters zijn overschreden. De vermelde waterstanden zijn, volgens de voor stormvloeden geldende classificatie, echter nog altijd betrekkelijk laag te noemen. Uit de waterstandsgegevens van Hoek van Holland en van de Haringvlietsluizen valt af te leiden dat de opwaaiing in de mond van het Haringvliet een extra verhoging van 30 a 40 cm heeft veroorzaakt. Aan de rivier zijde vond een afwaaiing plaats van 75 cm, terwijl de waterstand bij Willemstad als gevolg van opwaaiing weer 15 cm hoger werd. Het maximale verval tussen beide plaatsen be droeg dan ook 90 cm. Zo grote vervallen als gevolg van het windeffect werden nog niet eerder waargenomen. In het Grevelingenmeer traden analoge effec ten op: in het westen van het bekken, bij de Brouwersdam, een verlaging van de water stand als gevolg van afwaaiing, en oost waarts, bij de Grevelingendam, een verhogi als gevolg van opwaaiing. De verlaging en verhoging bedroegen 20 en 25 cm, hetgeen resulteerde in een verval van maximaal 45 c De grootste waargenomen stroomsnelheid bedroeg onder deze omstandigheden 0,3 m/sec. In het gehele Oosterscheldebekken zijn de waterstanden verhoogd als gevolg van de wind. Terwijl de maximale verhoging van de waterstand in de mond van de Oosterschelc nog niet hoger was dan 1,3 m, liep zij in de omgeving van Zierikzee en Wemeldinge op tot 1,6 m en in het meest oostelijk deel van het Oosterscheldebekken bedroeg ze zelfs 1,8 m. Het traject Mastgat-Zijpe-Krammer- Volkerak toonde eenzelfde tendens; de 142

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1973 | | pagina 32