het eloosde water. Naarmate er door meer slui openingen wordt gespuid, ontstaat dan ook olaatselijk nabij de spuisluis, met name ber orden de noordelijke vleugelmuur, gec rende korte tijd een relatief grote strr omsnelheid. Bij het intreden van de eb dre it de stroom in westwaartse richting. Zo a de zeespiegelrijzing begint en het Gat vai de Hawk als wateraanvoerende geul gaat fur tioneren, ontstaat weer een stroming eve wijdig aan de spuisluis, maar nu zuid- oo waarts gericht. Bij lozing door de spui- slu 3 wordt deze stroming nog versterkt door hei gespuide water. Ov r het algemeen nemen de stroomsnel- het en in de mond van het Haringvliet vanaf de -uitenrand tot de spuisluis af. Dit geldt zo>, el voor de vloed als de eb. De maximale Strc omrozen voor en na de afs iting van het Haringvliet Aai roei aan de driehoek- ste ng van golfmeetpaal Ma /-1970 stroomsnelheden bij overigens gelijk getij- verschil optreedt. Sedimentbeweging Het water in de mond van het Haringvliet is onmiddellijk na de afsluiting aanmerkelijk helderder en zouter geworden. Wat sinds de afsluiting in- en uittrok was vrijwel onver mengd zeewater, aangezien bij lage Rijn- afvoeren maar betrekkelijk weinig rivierwater op de Haringvlietmond wordt geloosd. Van wege de vermindering der stroomsnelheden komt er ook minder zand dan voorheen in transport. De golfbeweging zal in hoofdzaak slechts zand in beweging brengen in de bran dingszones op de randen van de Haringvliet mond: de drempel op de buitenrand en de stranden van Voorne en Goeree. Behalve ter plaatse van de Garnalenplaat is de bodem ligging te diep, dan dat de betrekkelijk geringe golfhoogte daar veel invloed op zou kunnen uitoefenen. Het water dat wordt geloosd uit het afgesloten Haringvlietbekken heeft daarin voordien tenminste 3 tot 6 uur stil gestaan. In deze periode kan veel zwevend sediment bezinken. Het tijdens de lozing meegevoerde sediment zal dientengevolge in hoofdzaak bestaan uit slib. Uit metingen in de afgelopen twee jaar blijkt dat het sediment in het water van de Haring vlietmond voor slechts hooguit 15 tot 30% bestaat uit zand. Het overgrote deel is dus slib 50 mu). Het slibgehalte varieert in de regel tussen 30 en 70 mg/l, maar afhankelijk van de golfbeweging kan het nabij de stran den oplopen tot 90 a 100 mg/l. Vermeld zij, dat dezelfde slibgehalten worden aangetroffen in het kustwater buiten de Haringvlietmond. strc msnelheden bedragen bij gemiddeld get gemiddeld over de verticaal in de Mie engeul hooguit 40 cm/sec, in het Rak van Scheelhoek 50 cm/sec, in het Bokkegat 60- cm/sec en in het Slijkgai 60-80 cm/sec. Ter ocgte van de Kwade Hoek zijn bij grote get erschillen stroomsnelheden tot 120 cm ger, ten. Deze laatste stroomsnelheid kwam voo ijdens eb, bij een Rijnafvoer van 367' m3/sec. Ooi' n het Gat van de Hawk kunnen zowel tijd» s de in- als de uitstroming aanzienlijke strc msnelheden optreden. De grootste ge- me; n stroomsnelheden waren daar 100-120 cm 3c. Meestentijds echter zijn de ge- dur de het getij optredende maximale strc msnelheden belangrijk lager. Op\ liend is het, dat in de onderscheiden gei en een grote spreiding in de maximale 153

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1973 | | pagina 43