bodemligging beneden N.A.P. - 5 m in een
geul en boven N.A.P. - 2 m voor een plaat.
De geulen Noord-Pampus en Slijkgat maken
deel uit van de vaarweg van de schutsluis
naar zee. Daarnaast vervullen zij een be
langrijke rol tijdens het spuien.
Het Noord-Pampus is sedert de afsluiting van
het Haringvliet nauwelijks van ligging ver
anderd. Door verondieping is de geulinhoud
echter met 610 000 m3 afgenomen, dat is 13%
van de oorspronkelijke inhoud. De grootste
verondieping bedraagt 20 dm. Het Slijkgat is
stabieler gebleken. Van deze geul is noch de
ligging noch de inhoud veranderd. De be
trekkelijk grote stroomsnelheden die nog in
deze geul kunnen optreden, zullen hieraan
niet vreemd zijn.
Anders is het gesteld met de Middengeul
bezuiden de Garnalenplaat, die na de
afsluiting sterk in betekenis afneemt. Door
verondieping met 110 000 m3 nam de oor
spronkelijke geulinhoud met niet minder dai
30% af.
In het Rak van Scheelhoek is het beeld wat
genuanceerder. Reeds spoedig na de afslui
ting van het Haringvliet trad een aanzienlijk i
verondieping op in het westelijk deel. De
grootste verondieping deed zich voor bij de
westpunt van Voorne: 19 dm. In het oostelijl e
deel van de geul ontstond een verdieping.
Vermoedelijk is die een gevolg van de
consolidatie van het slib dat daar in een
dikke laag werd afgezet tijdens de afsluitinc
van het Rak van Scheelhoek. Niettemin ver
minderde de inhoud van de gehele geul me
500 000 m3, hetgeen neerkomt op 6% van de
oorspronkelijke inhoud.
Ook het Bokkegat vertoont een duidelijke
DUINAFSLAG
■Hanngv
158