O
«J
een jaar van inhoudsvermindering toch weer
aarzelend op gang te komen. Vooral de
tweede helft van 1970 geeft een aanmerke
lijke groei van de inhoud te zien. Na de af
sluiting van het Haringvliet kwam daaraan
abrupt een einde. In de volgende negen
maanden verminderde de inhoud maar liefst
met 50°/o! Een duidelijke oorzaak is hiervoor
niet aan te wijzen. Sedert augustus 1971 is de
inhoud van de Hinderplaat evenwel weer
zodanig toegenomen, dat hij thans 100 000 m3
meer bedraagt dan direct na de afsluiting van
het Haringvliet. Dit komt neer op een inhouds-
toename van 3%. Inmiddels is de strekking
van de Hinderplaat in geringe mate - van
46° naar 35° - gewijzigd. Voorts lijkt het er
op, dat de plaat zich enigszins in zuidweste
lijke richting zal gaan uitbreiden.
De Garnalenplaat, tussen het Rak van Scheel
hoek en de Middengeul, is daarentegen duide
lijk lager geworden, hetgeen gepaard ging
met een inhoudsverlies van 80 000 m3 ofwel
12% van de oorspronkelijke inhoud.
Op de buitenrand van de Haringvlietmond
voltrokken zich verdiepingen. De grootste
daarvan, die men vindt ten westen van de
Hinderplaat, meten plaatselijk 17 dm. Zee
waarts van de inloop van het Bokkegat, en
aansluitend aan de zuidkant van de Hinder
plaat ontstond een strookvormige veron-
dieping. Ten zuiden hiervan, tot het Flaauwe
Werk op Goeree, werd de bodem aan weers
zijden van de dieptelijn van N.A.P. - 5 m
maximaal 7 dm lager. Blijkens de laatste
opnemingen lijkt deze bodemverlaging zich
over een grotere oppervlakte te gaan uit
breiden.
Ook de oevers van de Haringvlietmond langs
de kusten van Voorne en Goeree bleven na
Vlijen op de stranden van
Voorne en Goeree
de afsluiting van het Haringvliet niet gespaa d
voor veranderingen in hun bodemiigging.
Voor de twee kusten toont deze ontwikkelim
echter niet in alle opzichten hetzelfde beeld
hetgeen ongetwijfeld samenhangt met hun
oriëntatie.
Weliswaar liggen beide kusten open naar het
westen, doch de Voornse kust ligt meer op
het zuidwesten en de kust van Goeree op
het noordwesten. Onder de Voornse kust lig
bovendien de steile oever van het relatief
diepe Rak van Scheelhoek.
De opgetreden stormvloeden hebben vooral
uitwerking gehad op de koppen van de eilan
den. Op Voorne ging de duinvoet in 1970 en
1972 met 1 tot 2 m achteruit en in 1971 zelfs
met 2 tot 7 m. Op Goeree veroorzaakte de
stormvloed in 1970 weliswaar geen schade
van betekenis, doch de situatie gaf niettemir
160