Natuurbouw op de
drooggevallen gronden in het
Grevelingenmeer
C de in 1967 verschenen 'Inrichtingsschets
0 evelingenbekken' - zie daarover ook
E icht 45 (augustus 1968) - wordt de moge-
1 heid open gehouden grote delen van de
d ogvallende gronden in het Grevelingen-
n er tot natuurgebied te bestemmen. Aan de
o wikkeling van deze gebieden tot natuur-
t( ein wordt thans grote aandacht besteed,
e wel om de volgende redenen. De ontwik-
k :ngsmogelijkheden van een natuurgebied
w rden ten dele reeds in de beginfase be-
f aid; wanneer men hierbij kansen mist,
k nen die nimmer terug. Bovendien kan men
e i natuurgebied makkelijk geschikt maken
r bepaalde vormen van recreatie, terwijl
omgekeerde tal van problemen geeft.
L- gin 1971 werd de 'Natuurwetenschappe-
e Adviesgroep Grevelingen' ingesteld om
werkzaamheden in het gebied na de
duiting te begeleiden, opdat enerzijds de
tuurlijke potenties van het gebied niet
schaad zouden worden, en anderzijds de
^gelijkheden benut zouden worden om deze
rtenties in de beginfase te verruimen. Naast
2t geven van algemene richtlijnen heeft de
fviesgroep zich vooral gericht op de moge-
kheden tot ontwikkeling als natuurgebied
an de centrale platen Hompelvoet, Veermans-
iaat en Stampersplaat, waarvoor een globaal
irichtingsplan werd ontworpen. Men dient dit
lan te beschouwen als een programma van
isen ten aanzien van het natuurbehoud. De
mogelijkheden voor 'natuurbouw' in dit gebied
unnen daarom het beste aan de hand van
it plan besproken worden.
Het gebied ontleende vóór de afsluiting zijn
oetekenis aan het getij en de aanvoer van
organische en anorganische stoffen, die de
basis legden voor een voedselrijk milieu
waarvan de hogere dieren - vooral stelt
lopers - in belangrijke mate konden profi
teren. Het uitvallen van het getij is onher
roepelijk, en daardoor is het karakter van het
gebied totaal veranderd, ook als het
Grevelingenmeer op de lange duur zout
blijft. Handhaven van de oorspronkelijke
biologische waarde is dan ook niet mogelijk.
Bij zorgvuldige planning en goed beheer
kunnen echter nieuwe waarden tot ontwikke
ling komen. De doelstelling bij het ontwerp
van het inrichtingsplan voor de drie platen
was daarom: Het maken van een gediffe
rentieerd gebied, waarin zeer verschillende
levensgemeenschappen in samenhang tot
ontwikkeling komen.
Op botanisch, zoölogisch en hydrobiologisch
gebied kan hier enige compensatie worden
gevonden voor het verdwijnen van lage
vochtige duingebieden elders in het land.
Met betrekking tot de vogels zijn er enkele
speciale wensen. Er is hier namelijk een
mooie gelegenheid om voor vogelgroepen die
elders in Nederland en in Europa bedreigd
worden, gunstige biotopen te creëren. Met
name wordt gedacht aan broedgebieden voor
de grote stern, de visdief, de dwergstern, de
strand- en bontbekplevier, de lepelaar, de
aalscholver, de reiger en ook voor ral-
achtigen, en een paar soorten weidevogels.
Behalve als broedgebieden kunnen deze
eilanden een belangrijke functie vervullen als
voedsel-, rui- en rustgebieden voor ganzen
en eenden. Op grond van bovenstaande
overwegingen werden de volgende uitgangs
punten geformuleerd: De bestaande differen
tiatie in grondsoort en reliëf moet gehand
haafd of zelfs geaccentueerd worden, daar
naast mag het visueel open karakter van het
115