E en: Op open plekken in het
s or op de Hompelvoet broedt
e groot aantal grote sterns.
E is nu een der grootste
k onies in ons land.
1 ks: Door middel van exten-
e ve beweiding kan in een
e tonig gebied wat meer
latie ontstaan
zal kunnen zodra op die plekken het zout-
halte in de bodem door afstromend zout
iter voldoende gedaald is, hetgeen waar-
hijnIijk pas over enkele jaren het geval zal
n. Deze velden kunnen bovendien voor de
sstand van groot belang zijn door hun
nctie als paaiplaats.
srgens op de inrichtingsschets staat bos-
nplant aangegeven. Het is namelijk veel
eter de eerste tien jaar af te wachten hoe
n waar de natuurlijke ontwikkeling tot
ruweel en laag bos zal plaats vinden, om
aar dan met het beheer op aan te sluiten,
it onderzoek in het Veerse Meer is duidelijk
ebleken dat zich, biologisch gezien, de
neest interessante ontwikkelingen voordoen
p plaatsen waar de ontzilting relatief lang-
aam verloopt, waardoor ook de successie
n de begroeiing langzaam gaat. Versnelde
ontzilting door verbeterde ontwatering is
daarom beslist ongewenst.
Natuurbeheer
De gekozen inrichting via de milieubouw dient
direct samen te gaan met een passend beheer.
Hiervoor zijn weer tal van mogelijkheden
denkbaar.
Een belangrijke beheersvorm is niet doen. Op
plaatsen waar de mens niet ingrijpt zal na de
nivellering ten gevolge van het plotseling
droogvallen en eventueel afstuiven een
natuurlijk differentiatie-proces optreden,
waardoor de bestaande verschillen versterkt
worden. Deze beheersvorm is dan ook vooral
geschikt voor de plaatsen waar de meeste
variatie in bodemsoort en reliëf aanwezig was
of waar die is aangebracht.
In dit grootschalige en dynamische gebied
ligt het voorlopig minder voor de hand te
gaan maaien. Later zal wellicht op enkele
plaatsen door maaien de diversiteit verder
vergroot kunnen worden. Bij wijze van experi
ment worden echter op de Veermansplaat
enkele hectaren van de ingezaaide opper
vlakte wel reeds, in de zomer, gemaaid.
Beweiden is echter een ideale beheersvorm
voor terreinen met een relatief grootschalig
en dynamisch karakter. Bij extensieve be
weiding treedt differentiatie op doordat de
begrazings-intensiteit en de bemesting van
plaats tot plaats variëren. Ook kan men de
dichtheid van de begroeiing door beweiding
regelen. Hoe meer dieren, hoe meer het
terrein open blijft. Er moeten echter nooit
meer dieren worden ingezet dan er nodig zijn
om op de lange duur de jaarlijkse groei van
het gewas af te grazen. Dit moet dan boven
dien niet in korte tijd, maar liefst in de loop
van het gehele jaar gebeuren. In de herfst
moet er nog zoveel gewas aanwezig zijn, dat
dit als voedsel voor wilde ganzen kan dienen.
Deze vogels maken thans reeds intensief van
de geboden mogelijkheden gebruik. Op den
duur is gemengde beweiding denkbaar. Voor
lopig is het echter wenselijk dit niet te doen.
De ervaring leert namelijk dat de dieren bij
gemengde beweiding onrustiger zijn, wat
schadelijk is voor de vogelstand. Om een
goed inzicht te krijgen in het effect dat
verschillende diersoorten teweeg brengen is
scheiding eveneens gewenst. Er zijn daarom
aparte eenheden geprojecteerd met respec
tievelijk paarden, schapen en rundvee. Voor
koeien en paarden wordt hierbij aan een
dichtheid van één beest per 2 hectaren
gedacht. Bij schapen kan de verhouding 1 1
zijn. Van belang is juist bij deze beheersvorm
dat hij zo snel mogelijk wordt ingesteld, omdat
119