y - GETIJ LIJ NEN REGISTRERENDE PEILSCHALEN UREN VOC R RESP 2n 3n NA H.W 4 n 5n HOEK V4 6 n 6v 5 N HOLL 4 v 3 AND v 2v 1 H vT 1 2n 3 4 n 5 V r-.. zing k, h- l 2.°° 04 00 06 oo 00.°° 10 HOEK VAN HOL GETIJMEE T PAA GOLF MEET PA Al 00 12 LAND L B - 1 E- 1 OO 14 370 370 oo 16 00 IQ oo 20 oo 2 2.° vai -ivierwater aanzienlijk zijn terwijl de tot e hoeveelheid te lozen water toch erg be :rkt was, omdat de afvoeren van de Rijn ree Imatig laag waren. Er werd daarom ge- da it aan een afvoer van 1500 m3/sec ge irende een kortere tijd dan die van een no iale spuiperiode. Deze afvoer werd ver- kre en door de drie genoemde naast elkaar ge gen schuiven 2 m te heffen. De 3 praktische eisen waren goed te com- bin ren met het afzonderlijk opnemen in één me iprogramma van de invloed van het getij en e rivierafvoer op de waterbeweging. De ge kromme bij de Haringvlietsluizen ver- toe t namelijk in het laatste gedeelte van de laa waterperiode (fig. 2) een nagenoeg gelijk- blij ende constante waterstand. Een lozing ge irende deze periode zou een ongeveer co tante afvoer opleveren en tevens de ge invloed tijdens het lozen uitsluiten. Na de zing zou dan de getijbeweging zijn in- vlc d doen gelden op de verspreiding. Ge- ko n werd een lozingsduur van 2 uur. Me [resultaten De ieting werd uitgevoerd op 27 juni 1972. He >egin van de lozing werd op het laatste mo ent nog uitgesteld van 9 uur tot 10 uur in hoop dat de laaghangende bewolking vo jende zou optrekken om de fotovlucht do pang te doen vinden; helaas gebeurde da iet. De overige omstandigheden waren gu tig, hoewel er nogal wat deining stond. De nd draaide in de loop van de dag van oo. over zuid naar noord, maar de wind- sne ;eden waren laag, met een maximum van 4 p iec. Tijdens de lozing was de wind- ric ng zuidwest. De temperatuur van het wa aan de zeezijde van de uitwaterings sluizen was over de diepte constant en bedroeg 16,2° C, terwijl de temperatuur aan de rivierzijde varieerde van 18,1° C aan het oppervlak tot 16,3° C bij de bodem. De tempe ratuur van het afgevoerde water zal dus ongeveer 1° C hoger geweest zijn dan die van het zeewater, wat voldoende zou zijn geweest voor duidelijke infra-roodopnamen. Het chloridegehalte van het rivierwater be droeg ongeveer 200 mg Cl'/I, terwijl het water in de mond van het Haringvliet een chloride gehalte had dat over de diepte varieerde van 14 000 tot 18 000 mg Cl'/I. De grafiek die het verloop van het chloride gehalte weergeeft langs de stromingsas tijdens de lozing, toont dat (zie fig. 3) de bovenste laag van 2 m vóór de lozing een lager chloridegehalte had dan 16 000 mg Ci'/I. Hier varieerde het chloridegehalte van 14 000 tot 16 000 mg Cl'/I. Dit is deels nog een gevolg van de vorige lozing en deels te dan ken aan het rivierwater dat van de Rotter damse Waterweg afkomstig was en tijdens zuidgaand getij via het Gat van de Hawk de mond van het Haringvliet bereikte. Dat dit zoetere water niet door de gehele verticaal gemengd was, laat zich verklaren door het rustige weer. De lage windsnelheden ver oorzaakten slechts kleine golven, waarvan de orbitaalbeweging vanwege de relatief grote diepte (8 m in het Slijkgat) nagenoeg wrij vingsloos was en dus weinig menging op leverde. Bij grote windsnelheden zullen hogere golven in de mond van het Haringvliet voor komen, waarbij de wrijving niet meer te verwaarlozen is en intensievere menging plaatsvindt. Bovendien zal de menging aan de oppervlakte dan nog vergroot worden door het breken van de golven. 229

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1973 | | pagina 11