name anorganische voedingszouten, dan in organisch materiaal worden omgezet. Deze secundaire belasting op de zuurstofhuishou ding kan, voorzover ze niet tot zuurstofuit putting leidt, zelfs een gunstig effect hebben op de waterkwaliteit. De pH-waarde van het rivierwater is tenge volge van industriële lozingen, die een ver zurende invloed op het water uitoefenen, zeer laag. Gemiddeld varieert de pH-waarde in de Nieuwe Merwede tussen 7,4 en 7,7 en in de Amer van 7,6 tot 7,8 terwijl het pH-even- wicht van het water ongeveer ligt op 7,9. Uit het verschil blijkt, dat het water enigszins agressief is. Opslag van rivierwater veroor zaakt een verlaging van de zuurgraad, die onder meer toegeschreven moet worden aan de toenemende fotosynthetische aktiviteit. De pH-waarde bedroeg in juni 8,5 en nam in de winter weer af tot waarden tussen 7,9 en 8,0. In de loop van de beschouwde periode nemen de gehalten aan orthofosfaat (d.i. het oplosbare fosfaat, afkomstig van kunstmest, uitspoeling faecaliën) en totaal-fosfaat (d.i. de som van het oplosbare en onoplosbare fosfaat) in de stations H2 en H3 duidelijk af, hetgeen overeenkomt met de lagere fosfaat gehalten van het Rijn- en Maaswater in die periode. In H9 en H12 is deze seizoensinvloed veel minder significant. Vergrote biologische activiteit in het voorjaar, zoals bijvoorbeeld de opbloei van kiezelwieren, lijkt weinig in vloed uit te oefenen op het gehalte aan orthofosfaat. Ruimtelijk gezien ondergaat met name het totaalfosfaat omvangrijke veranderingen in het onderzoeksgebied. Significante verminde ring van het totaalfosfaat treedt op in het traject Gorinchem-Moerdijkbrug, in belang rijke mate als gevolg van sedimentatie. Ove> het gehele traject neemt het totaalfosfaat met 60% af tot waarden die variëren van 0,4-0,2 mg P tot/I. Het gehalte aan hydroliseerbaar fosfaat, waarin o.a. de polyfosfaten uit de wasmidde len, is over het gehele traject vrij laag, aan gezien het grootste gedeelte van deze fos faten omgezet is in orthofosfaat. Het rivier water bevat veel stikstofverbindingen, en in het bijzonder ammonium. Het gehalte is sterk afhankelijk van de temperatuur van het wate r; in winter en voorjaar is het hoog (4-6 mg N/I) en in de zomer en herfst relatief laag (1-3 mg N/I). Dit komt omdat de nitrificatie en de omzetting van ammonium in organise i celmateriaal in het voorjaar en de zomer onder invloed van de hogere watertempera turen toeneemt. Naast ammonium bevat het rivierwater grote hoeveelheden nitraat (ca. f mg N/I). Het nitraatgehalte blijft over het traject Gorinchem/Keizersveer-Moerdijkbru vrij constant. Het gehalte aan organisch stikstof neemt af naarmate de beschouwde periode voort schrijdt, en bereikt in juni minimum-waarde Over het gehele traject Gorinchem/Keizers- veer-Haringvlietsluizen blijkt het gehalte aa i organisch stikstof niet noemenswaardig te veranderen. De hoeveelheid detergenten daarentegen neemt evenals het gehalte aan fenolen, over het gehele traject beschouwd f. Karakteristiek voor het traject Gorinchem/ Keizersveer-Moerdijkbruggen is het omvan< - rijke sedimentatieproces. Dit leidt tot aan zienlijke vermindering van het gehalte aan zwevende stof en veroorzaakt daardoor toenemende helderheid. Op het traject Moe - dijkbrug-Haringvlietsluizen is de afname va 240

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1973 | | pagina 22