culc ie en absorptie, eventueel gevolgd door
sed nentatie. Eenzelfde verschijnsel werd
ree s voor aanvang van de defosfaterings-
prc ven waargenomen in het Voedingskanaal
nae het Brielse Meer.
f armate men meer westwaarts komt zullen
nar t de fysisch-chemische processen ook
bio ^gische processen een rol spelen bij de
act mulatie van totaal-fosfaat en de omzetting
var orthofosfaat. Op het traject H6/H7-H12
bet aagt de voor het fytoplankton beschikbare
hot eelheid totaal-fosfaat 6000 ton P-totaal en
33' ton P-PO4. De bruto belasting per een-
he. van wateroppervlak is 35,6 g P tot/mV'A
jaa en 19 g P-PCWm2/Y2 jaar. In dit traject
be aagt de accumulatie- en conversiefactor
18 espectievelijk 16%.
Ui de stikstofbalans blijkt dat de brutobelas-
tin aan totaal stikstof in dat zelfde traject
pe eenheid van wateroppervlak 51,5 g N-N
to, m2/i jaar en aan anorganisch stikstof -
an nonium, nitriet en nitraat-42,1 g N-jNOa
JO2 4- NH4)/m2/'/2 jaar bedraagt.
Ine en wordt uitgegaan van de veronderstel-
lin dat het verschil tussen totaal-fosfaat,
or ofosfaat en organisch stikstof volledig in
fyt plankton voorkomt - een niet geheel juist
uit angspunt, aangezien er onder andere ook
op eloste organische fosfaten en polyfosfaten
zu en voorkomen - dan blijken in de punten
HE en H12 gemiddeld verhoudingen N :P van
re: lectievelijk 9 en 7 voor te komen. Uit
on erzoek in verschillende Amerikaanse wate-
re blijkt de N P verhouding voor 15 veel
vo rkomende algen te variëren van 7 tot 15.
De voor het Haringvliet gevonden verhouding
ka erop wijzen dat, ondanks de overmaat aan
fo1 aat in het water, geen luxueuze consump
tie an fosfaat door het fytoplankton plaats-
vir it. De belasting met N en P doet volgens
Ar erikaanse onderzoekingen de trofiegraad
va het water niet meer toenemen, wanneer
dif twee stoffen voorkomen in een verhouding
va, 15 1, of een grotere verhouding. De
wa rdiepte speelt daarbij geen rol.
De erhouding tussen de N- en P-belasting in
H6 17 bedraagt 21, aanzienlijk groter dan
bc nvermelde 15. Deze verhouding neemt
ve eigens in westwaartse richting toe. Hieruit
mc e blijken dat eerder fosfor dan stikstof
be; rkend genoemd kan worden, terwijl het
dor zicht - groter dan 50 cm - vermoedelijk
nie oeperkend genoemd kan worden voor de
alg lontwikkeling.
De elangrijkste veranderingen in het gehalte
aar gechloreerde koolwaterstoffen vinden
pla s op het traject BM13/BM21-H8, waar ca.
105( kg pesticiden uit het water verdwijnt.
In het gehele onderzoekgebied is over de
periode 8 februari tot en met juni ongeveer
1315 kg aan pesticiden verdwenen uit het
water. Gezien de complexiteit van de proces
sen en de zeer omvangrijke kwaliteitsverande
ringen die in het Hollands Diep/Haringvliet-
bekken plaatsvinden, zullen deze aspecten
nog frequenter en intensiever onderzocht wor
den en zullen de onderzoekingen op lange
termijn aangevuld worden met zeer gericht
onderzoek, onder andere een diepgaande
studie naar de verschijnselen die zich voor
doen op het grensvlak van bodem en water.