grot is, en dat daarom de absolute belasting
toet nog hoog kan zijn.
Bij it verloop van de 'niet-conservatieve'
stof n, - die dus tijdens hun transport in het
wat wèl aan veranderingen onderhevig zijn -
spe it een andere factor een rol, en wel de
loo ijd van het water, die toeneemt naarmate
de voer afneemt. De toename van de loop-
of v rblijftijd heeft tot gevolg dat de zelfreini-
I ginc sprocessen zich over een korter traject
mai festeren. Zo zal bij lage afvoeren direct
ber denstrooms van een lozingspunt een
hog graad van bacteriologische verontreini
gd; en gemakkelijk afbreekbare organische
ver< itreiniging optreden; over een relatief
kor' traject zullen deze verontreinigingen
ech ar sterk in omvang afnemen. Bij hoge
afvc 'ren daarentegen is de verdunnende
wer ing groter, maar is eveneens de looptijd
korter, waardoor de verontreinigingen zich
over een langer traject zullen manifesteren.
Het zuurstofverzadigingspercentage zal dan
ook bij hoge afvoeren benedenstrooms van
een lozingspunt minder snel dalen, maar het
effect van het lozen van zuurstofonttrekkende
stoffen is over een groot traject merkbaar.
Daarbij komt dat de reaëratie, het zuurstof
transport van uit de atmosfeer, sterk afhanke
lijk is van de waterdiepte en in mindere mate
van de afvoer en dus van de stroomsnelheid
en de daarmee samenhangende turbulentie in
het water.
Ter illustratie kan opgemerkt worden dat de
reaëratiecoëfficiënt van een stromende rivier
anderhalf tot tweemaal zo groot is als die van
een stilstaand meer. Nabij Gorinchem (H 2)
vertoont het zuurstofverzadigingspercentage
ZWEVENÖE STOF
<0 CONiON'O tfiv OtSSI N
1 IS xxfï x s 1
xxo z« «oai at
//1
12"12-1972
21 -11 -1972
20-11 -1972
O 2
A
A
HM
Ét-W
-'•a
NM
L-//d
12 -12 - 1972
.21-11 -1972
28 -11 -1972
0 O
r OJ
1 Q.
00 «3 f-tc
5S5" 55
HO 2
füSi r>
5
is
249