een stijgende tendens, die reeds aanvangt vóór de periode waarbij de afvoer sterk toe neemt. Een tweede effect bij plotseling stijgende af voer is de sterk vergrote afspoeling van ver ontreinigingen afkomstig van het stroom gebied van de rivier. Vooral na een lange periode van droogte zal een zeer om vangrijke hoeveelheid verontreinigingen de rivier aanvankelijk sterk belasten. Men denke hier bijvoorbeeld aan de belasting met onge zuiverd afvalwater via overstorten bij ge mengde rioolstelsels. Een derde effect van hoge rivierafvoer is de toeneming van de stroomsnelheden in de Nieuwe Merwede. Hierdoor kan op de bodem afgezet slib worden opgewerveld. De hoge zwevende-stofgehalten in meetpunt H 2 bij Gorinchem wijzen hierop. Ook de aan het slib gebonden verontreinigingen zullen aan het water kunnen worden toegevoegd. Hierop wijzen de hoge BOD en de hoge totaal- stikstof-(Kjeldahl) en totale fosfaatgehalten. Gaat men vanuit de Nieuwe Merwede in de richting van de Haringvlietsluizen, dan blijkt het effect van de hoge rivierafvoer op de waterkwaliteit gaandeweg sterk te verminde ren. Er treedt weer een belangrijke bezinking op van de gesuspendeerde stoffen. Dit zal de afname van de BOD, het gehalte aan totaal fosfaat en de toenemende helderheid voor een groot deel verklaren. Opvallend is dat bij de Haringvlietsluizen bij deze hoge afvoeren geen verhoging van het gehalte aan zwevende stof optreedt. Dit bete kent, dat bij deze afvoercondities slechts zeer weinig slib het Haringvliet verlaat. De slibvangfunctie van het Haringvliet is dus ook bij deze hoge afvoeren nog geheel aan wezig. Het slibgehalte van het water bleek zeewaarts van de sluizen groter dan land inwaarts. Invloed van de hoge afvoeren op de andere kwaliteitsindicatoren zoals pH, gloeirest, door zicht en de opgeloste stoffen nitraat en nitriet blijkt nauwelijks aanwezig te zijn. Wel kan opgemerkt worden, dat het ammoniumgehalte na de afvoerpiek slechts half zo groot was als tijdens en voor de piek. Uit het vorenstaande kan worden opgemaakt dat de waterkwaliteit op de Nieuwe Merwede bij Bovenrijn-afvoeren tot 5000 m3/sec in de winter belangrijk wordt beïnvloed, maar dat het zelfreinigingsproces op het Hollands Diep-Haringvliet nog in volle omvang door gaat. Bij deze toestand is er bij de Haringvliet sluizen nauwelijks een verandering van de waterkwaliteit merkbaar in vergelijking me' die bij lage rivierafvoeren. Uit de bijgevoegde tijdsgrafieken blijkt tevens, dat na de afvoerpiek een zeer belangrijke kwaliteitsverbetering van het water in de Nïeuwe-Merwede-Hollands Diep optreedt. Het water bereikt dan ongeveer dezelfde kwaliteit als in de periode van lage rivier afvoer voorafgaande aan de afvoerpiek. De rivier is als het ware schoongespoeld. Dit gegeven kan van groot belang zijn voor de programmering van de inlaat van rivierwate door de Volkeraksluizen naar een toekoms g Zeeuwse Meer. In dat geval dient immers gestreefd te worden naar een selectieve in aat van water van zo hoog mogelijke kwaliteit. 250

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1973 | | pagina 32