Fig. 11. Verloop van een aantal
parameters in de proefput en de
controleput
en de geometrie van het gehele meer.
De destratificatieproef die van 16 tot 18 en
van 21 tot 24 augustus 1972 in de Put van den
Osse werd uitgevoerd, veroorzaakte al snel
een verlaging van het oorspronkelijke niveau
van de spronglaag en leidde op 22 augustus
tot een nagenoeg isotherme toestand. Daarbij
bleek dat de destratificatie efficiency sterk
afnam naarmate de stabiliteit van de stratifi
catie verminderde. Het lijkt vanuit een oog
punt van rendement dan ook aantrekkelijk
kunstmatige destratiticaties van korte duur
toe te passen.
De plaats van de spronglaag in de controle-
put bij Scharendijke veranderde aanvankelijk
nauwelijks en onderging tenslotte een zeer
geleidelijke daling, als gevolg van de invloed
van de wind, nachtelijke warmte-uitstraling en
turbulente diffusie. Het verschil in het ver
loop van de stabiliteit per m3 in beide putten
geeft de vermindering van de stabiliteit ten
gevolge van de kunstmatige destratificatie
weer, uitgaande van de veronderstelling dat
de controleput niet beïnvloed werd door de
manipulaties met de proefput. De destratifi
catie efficiency blijkt dan 0,12% te bedragen.
Uit fig. 5 valt bovendien af te lezen dat de ver
mindering van de stabiliteit ten gevolge van
de mechanische destratificatie gering is ten
opzichte van de vermindering van de stabili
teit onder natuurlijke omstandigheden.
Het verloop van het zuurstofgehalte in beide
putten werd vanaf juni zeer nauwkeurig ge
volgd. Het gemiddelde zuurstofgehalte in het
hypolimnion van de controleput bedroeg be
gin juni 7,8 mg O2/I, en was eind juli ver
waarloosbaar.
Gemiddeld moet er dus 0,14 mg O2/I per dag
verbruikt zijn. Ten gevolge van de destratifi-
7-9 14 27.9
B 15 21
OEN OSSE
SCHARENDIJKE
262