catiin de proefput is er een mengproces op
gan j gekomen van het zuurstofrijke water
van het epilimnion en het zuurstofloze water
van het hypolimnion. Het resultaat daarvan
was dat er reeds spoedig na de aanvang van
de estratificatie een nagenoeg gelijkmatige
zuu stofverdeling optrad. De zuurstofverdeling
in c 3 controleput verbeterde maar in heel
bes heiden mate. Naast een nieuwe verdeling
van de zuurstof over de diepte vond ook een
ver: nelde aanvulling plaats, voornamelijk
van iitde atmosfeer. In de proefput nam de
abs lute hoeveelheid zuurstof dan ook snel
toe terwijl de hoeveelheid in de controleput
na en aanvankelijke daling, zeer geleidelijk
toe am.
Het rendement van de destratificatie-installa-
tie an nader worden beschreven in termen
van opgenomen hoeveelheid zuurstof per
ing voerde hoeveelheid energie. Bij de hui
dig proef was dat 1,15 kg O2 per kwh., een
her behoorlijk resultaat.
De nobilisatie van fosforverbindingen vanuit
het Oodemslib heeft zich op duidelijke wijze
in c 3 hypolimnia gemanifesteerd. Het ge-
hal a aan orthofosfaat in het hypolimnion
ble k drie maal zo hocg als dat in het epi-
lim ion, hetgeen niet verklaard kan worden
uit e lozingen van ongezuiverd afvalwater
doe de gemeente Scharendijke of van polder-
wa r bij Den Osse. Tijdens de kunstmatige
des ratificatie werd de verdeling over de water
die te van het gehalte aan orthofosfaat in de
pro fput gelijkmatig; tegelijk nam de absolute
hoe eelheid af. Een en ander kan worden
toe eschreven aan een verdunningseffect en
aan oxydatie van tweewaardig ijzer tot drie-
wa< dige vormen, zodat er weer orthofosfaat
che nisch of fysisch werd gebonden en na
sed mentatie werd opgenomen in het bodem-
slib
In ca controleput bleef het fosfaatgehalte in
het lypolimnion aanvankelijk toenemen, tot
dat ;ind september 1972 een gelijke verdeling
ove de verticaal optrad, hetgeen een ver
min 'ering van het absolute gehalte impli-
cee de. Deze grotere vermindering van het
tos atgehalte in de controleput kan verklaard
wor ;en doordat het hypolimnion in de proef
put raar verhouding groter was dan in de
con roleput.
De oortgaande rotting onder anaërobe om
sta: digheden, die tijdens de stratificatie op-
trac had eveneens tot gevolg dat minerali-
sati produkten zoals ammonium, methaan en
koe zuur in het hypolimnion toenamen. Het
am loniumgehalte in het hypolimnion was op
eer gegeven moment tien keer zo groot als in
het epilimnionDe kunstmatige destratificatie
in de proefput had tot gevolg dat er weer een
gelijkmatige verdeling van het ammonium
over de diepte kwam, terwijl de absolute
hoeveelheid ammonium tegelijkertijd zeer
sterk afnam, voornamelijk ten gevolge van
nitrificatie, aangezien het nitraatgehalte in de
beide putten - aanvankelijk zowel in epilim
nion als in hypolimnion afwezig - enigszins
toenam. Door de accumulatie van minerali-
satieprodukten, met name CO2, daalde de
pH-waarde van het hypolimnion tot 7,7. De
kunstmatige destratificatie had tot gevolg dat
de overmaat aan koolzuur snel ontweek naar
de atmosfeer, zodat de pH-waarde weer kon
stijgen tot 8,1.
Het onderzoek betreffende de hydrobiolo-
gische en micro-biologische aspecten werd
uitgevoerd door het Delta Instituut voor
Hydrobiologisch Onderzoek te Yerseke.
Daarbij bleek dat in de zuurstofloze hypo
limnia geen levend fyto- en zoöplankton
voorkwam en dat in zeer korte tijd grote
hoeveelheden zwavelwaterstof werden ge
vormd. Door kunstmatige destratificatie werd
in vier dagen alle zwavelwaterstof verwijderd,
zonder dat daarbij schade werd toegebracht
aan de visstand.
In de Put van Scharendijke werd langs
natuurlijke weg in 72 dagen alle zwavelwater
stof verwijderd, eveneens zonder schade voor
de visstand. Onmiddellijk na de kunstmatige
destratificatie werd een normale verdeling
van fyto- en zoöplankton over de verticaal
waargenomen.
Aan het hierboven beschreven onderzoek kan
als algemene conclusie worden verbonden
dat met behulp van kunstmatige destratificatie
onder gecontroleerde omstandigheden op
verantwoorde wijze in korte tijd een aan
zienlijke verbetering van de waterkwaliteit in
een diepe put kan worden bereikt. Een andere
vraag is, of men vaak een beroep zal be
hoeven te doen op deze techniek. De natuur
zelf blijkt, zij het iets langzamer, voor herstel
van evenwicht te zorgen, ook in diepe
troggen.
263