Het verloop van de water
kwaliteit in het Hollands Diep/
Haringvliet in de periode
van hoge rivierafvoeren
Sir is de afsluiting van het Haringvliet in het
na ar van 1970 wordt de invloed van deze
wa rstaatkundige ingreep op de kwaliteit van
he ivierwater nauwlettend gevolgd. Het
voi 3e artikel geeft daarvan een beeld. De
on srzoeksperiode die daar behandeld wordt,
kei nerkte zich echter door voortdurende lage
Rij afvoeren.
Na at tenslotte in de tweede helft van 1972
ee periode met hoge Rijnafvoeren is opge-
tre en, kan thans een meer evenwichtig beeld
va de waterkwaliteitsverbetering worden ge-
ge* en. Hoge afvoeren blijken de zelfreini-
ge te functie van het waterloopkundig syst-
ee niet langdurig te verstoren.
Bij 3ovenrijn-afvoeren tussen de 1700 en 6000
m3. ïec passeren toenemende hoeveelheden
Ha ngvlietwater de sluizen; bij afvoeren boven
de 000 m3/sec zijn de sluizen bij eb geheel
gei pend.
Na mate de Bovenrijnafvoeren groter worden
zal ir op het Haringvliet tijdens de ebperiode
op ee een toenemende hoeveelheid
wa tr door het Haringvlietbekken gevoerd
wo ten. De stroomsnelheden in de Nieuwe
Me wede-Hollands Diep nemen dan tijdens de
sp periode toe en de verblijftijd van het water
op iet Haringvlietbekken wordt korter.
He effect hiervan op de waterkwaliteit in het
tra act Nieuwe Merwede-Hollands Diep-
Ha ngvliet kon pas eind 1972 goed worden
OV' rzien. Immers eind november van dat jaar,
du twee jaar na de afsluiting van het Haring-
vli steeg de Bovenrijn-afvoer voor het eerst
tot 1000 m3/sec. Voor, tijdens en na deze hoge
afv rer is er in het gebied een intensief be-
mc isteringsprogramma uitgevoerd.
De uitwerking van deze hoge afvoer op de
wa rkwaliteit doet zich uiteraard het sterkste
gelden op het traject Nieuwe Merwede-
Hollands Diep. De verblijftijd van het water
wordt hier belangrijk beperkt, en de zelfreini
gingsprocessen worden minder omvangrijk,
waardoor het water meer het karakter krijgt
van dat in de bovenrivieren. Van belang is wel,
dat de hier besproken hoge afvoer in de
winter optrad. De biologische zelfreinigings
processen zijn dan minder actief dan in het
voorjaar en de zomer. Daar staat tegenover
dat de concentraties aan natuurlijke stoffen in
het rivierwater bij hoge afvoeren relatief lager
zijn dan bij lage afvoeren.
In perioden met geringe neerslag en daarmee
samenhangende lage afvoeren verblijft immers
een groot gedeelte van het neerslagwater
lange tijd in de bodem voordat het in de rivier
terecht komt. Het staat daar in nauw contact
met de in de bodem aanwezige opgeloste
Fig. 1. Verloop van een aantal
parameters in de meetpunten bij
Gorinchem, mond Wanty,
Haringvlietbrug en Haringvliet-
sluizen gedurende de periode
met hoge rivierafvoeren
245