Bij stabilisatie van het waterpeil op een be
trekkelijk vast niveau zijn in een zoet bekken
twee uitgangssituaties voor oevervorming
mogelijk: een onbegroeide en een begroeide
oever. Van beide zal een voorbeeld worden
aangehaald. Hoewel, zoals uit het vorenstaan
de blijkt, het Haringvliet strikt genomen niet
geheel past in de vergelijking der drie te
onderscheiden typen van afgesloten bekkens
met stabiel peil, kan het toch tot op zekere
hoogte wel als voorbeeld van een verzoet
bekken dienen.
In het oostelijk deel van het Haringvliet ligt de
Ventjagersplaat, tamelijk beschut door een
verkeersdam en enige steendammen loodrecht
daarop.
Langs deze oever is reeds een zeer fraaie
zonering van plantengordels te zien. Langs de
waterlijn treft men zowel hoge als lage vege
taties aan. Van de hogere begroeiing noemen
we Riet en Lisdodde, en de gordels van
Zeebies, Mattenbies en Asters, die 1 tot
30 m breed kunnen zijn. De lage vegetatie
kenmerkt zich door een mozaïekpatroon en
bestaat uit Waterbies, Zilte rus, Fioringras,
Schijnspurrie en dergelijke meer, meestal ge
volgd door een gordel van bovengenoemde
hogere vegetatiezones. De veelvuldige en
vooral onregelmatig optredende peilvariaties
hebben hier wel invloed op de oevervorm en
de vegetatie, zij het dat die invloed beperkt
blijft door de ligging en door de aanwezige
dammen.
Enerzijds vindt hier en daar ontgronding
plaats, hetgeen te zien is aan pollen van
onder andere Fioringras, Zilte rus en Harig
wilgenroosje buiten de oeverbegroeiing, an
derzijds treft men ook aanwas en uitbreiding
van de vegetatie aan; op de slikbanken
hebben zich bijvoorbeeld Waterbies en en
kele grassoorten, waarvan overwegend Fiorin
gras, en enkele pollen Straatgras en Kwelder
grassen en enige kruiden als Zilte schijn
spurrie, Zeeaster en Moerasandijvie, gevestigd
en uitgebreid.
Op de Korendijkse en Beninger Slikken was
reeds voor de afsluiting begroeiing aanwezig.
De thans aanwezige vegetatie kenmerkt zich
door een brede rietgordel, die plaatselijk tot
in het water komt. Oorspronkelijk was een
duidelijke zonering aanwezig in de vorm van
gordels van Zeebies en van Ruwe bies, die
voor de rietzoom lagen. Door aanhoudende
golfslag - de oever ligt op het zuidwesten en
heeft bovendien te lijden van de scheepvaart
en waarschijnlijk ook door onregelmatige
peilvariaties zijn deze gordels sterk terug
gedrongen. Vooral bij de Beninger Slikken, die
naar de Haringvlietzijde langzaam en geleide
lijk aflopen, is dit duidelijk waarneembaar. e
oorspronkelijk brede gordels zijn thans óf
zeer smal óf tot aan de rietzoom verdwenen
Ontgronding schijnt echter nauwelijks plaa j
te vinden, zij het dat hier en daar wortels vtn
de Ruwe bies blootgespoeld worden, hetge n
een mogelijke oorzaak voor de achteruitgar g
van deze soort is.
Opvallend is dat Ruwe bies sterker lijkt te
reageren op de golfslag dan Zeebies. Riet
blijkt het meest resistent te zijn. Echter, wa; r
Ruwe bies beschut staat, zoals in en rond
schuilhutten van rijshout, is de vitaliteit zee
goed. De planten worden daar tot 3 m hoog
De Korendijkse Slikken worden gekenmerk
door een veel vlakkere ligging, waardoor aai
de waterlijn een abrupt niveauverschil voor
komt. De oorspronkelijke vrij strakke oeverl n
is, waarschijnlijk door stroomverlegging, stt k
aangetast en vertoont thans een grillige aar
blik. Ook hier bleken rietpollen bij afkavelin i
langer stand te houden dan Ruwe bies en
Zeebies, hetgeen waarschijnlijk te danken i
aan hun dichtere groei en diepere wortel
gestel.
Nadere studie zal moeten uitmaken welk
mechanisme een rol speelt bij de vegetatie
verschuiving.
284