Landschapsoecologisch onderzoek op de Slikken van Flakkee In Bericht 55 (februari 1971) werd reeds ge- w en op de belangrijke plaats die de slikken er schorren, gelegen voor de waterkeringen - e zogenaamde oeverlanden in het milieu vs het Deltagebied zijn gaan innemen. W lezen daar: 'Men is de bijzondere bekoring er specifieke waarde gaan ontdekken van si ken en schorren met hun aparte vegetatie er rijk vogelleven, terwijl men ze vroeger meestal slechts onherbergzaam en onaantrek- ke jk vond. Zij worden thans als een beiang- rij e uitbreiding van het natuurlijke land- sc apsareaal beschouwd. Aan dit areaal zi len van plaats tot plaats verschillende b< lemmingen kunnen worden gegeven, waar- bi owel aan de belangen van allerlei vormen va* recreatie als aan die van de natuur- be cherming recht kan worden gedaan'. Bi nadere uitwerking zal men moeten bezien hc deze bestemmingen kunnen worden ge- re iiseerd. Het ligt voor de hand bij het toe- ke nen van de bestemmingen zoveel mogelijk ui e gaan van de mogelijkheden die het la dschap biedt, en daar zo goed mogelijk gr ruik van te maken. Deze mogelijkheden zi in de afgesloten Deltameren niet gering, a gevolg van de grote verscheidenheid in la dschapsvormen; meren, met groepen eilan- dr dijken en flauw hellende oeverlanaen. H is dan ook zeker mogelijk om recreatie- ei natuurgebieden harmonisch op elkaar te di ;n aansluiten, ja ze zelfs op sommige p; atsen in elkaar te laten overlopen. Om de m gelijkheden van een dergelijk landschap g< d te leren kennen is zowel sociaal als m jurwetenschappelijk onderzoek nodig. In di artikel wordt alleen het natuurwetenschap- P« jke onderzoek behandeld, en daarvan met ns ae het abiotische deel. In een volgend Bericht zullen de biotische asepcten en de integratie van abiotische en biotische ge gevens besproken worden. Bezien we het landschap van de Deltameren, dan kunnen we verschillende onderdelen onderscheiden: het water, de oude zand platen, de flauw hellende oeverlanden, de voormalige slikken en schorren, de oude duinen en de pas opgespoten terreinen. Elk van deze onderdelen vertoont eigen, veelal specifieke kenmerken, die zich gemakkelijk in het terrein laten onderscheiden. Voor elk landschapsonderdeel kan men zich afvragen: welke zijn nu deze kenmerken, hoe zijn ze ontstaan en hoe zullen ze zich in de nieuwe situatie ontwikkelen? Het blijkt al dadelijk, dat deze kenmerken niet los van elkaar staan, maar onderling sterk verweven zijn: welke vogelsoorten er voorkomen hangt onder meer af van de bodemgesteldheid en van de vege tatie; de vegetatie wordt beïnvloed door de bodensamenstelling, en deze varieert met het reliëf. Bodemsamenstelling en refiëf beïn vloeden de vochthuishouding in de bodem, en ga zo maar door. Men zal van een bepaald landschapsonderdeel dus zowel de kenmer ken als ook de relaties tussen die kenmerken moeten kennen. Het landschap is een samen hangend systeem, waarin bepaalde wetmatig heden gelden; het is, met andere woorden een oecosysteem. Het onderzoek van dit systeem wordt landschapsoecologie genoemd. In dit Bericht worden de eerste resultaten beschreven van een landschapsoecologische studie op de Slikken van Flakkee, die sinds 1972 in nauwe samenwerking met de Rijks dienst voor de IJsselmeerpolders wordt verricht. 291

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1973 | | pagina 25