Cc structief is diepe situering van de sluis ec er veel moeilijker, en de kosten lopen da bij sterk op. De diepte moest daarom we beperkt blijven. Bovendien is het ter be- pe ing van de afmetingen van de schuiven aa rekkelijk de koker een venturivorm te ge en, dus met een trechtervormige in- en uit- la opening. Door deze vormgeving kan een hc a afvoer-coëfficiënt worden bereikt, zodat m kan volstaan met een kleinere bruto door- sti omopening ter plaatse van de schuiven in e keel. Maatgevend voor de diepteligging va de keel van de sluis bleek de frequentie va luchtaanzuigen te zijn, die zou optreden w. neer de sluis als lozingsmiddel voor ge- fo eerde doorspoeling moest dienst doen. Er frequentie van 1 maal per 10 jaar werd aa aardbaar geacht. Uit berekeningen en m elonderzoek bleek dat aan dit criterium kon worden voldaan bij een plafonddiepte in de keel van de sluis van N.A.P. -8 m, mits de afvoercoëfficient beperkt bleef tot 1,4. Bij een volledige venturivorm zou de afvoercoëfficiënt oplopen tot ca. 1,8, hetgeen grote stroom- snelheden in de sluis oplevert en een be langrijk grotere frequentie van luchtaanzui gen dan eenmaal in de tien jaar. Daarom is besloten aan de zeezijde in verticale zin geen venturivorm te kiezen, maar een horizontaal plafond. Bij een berekende af voercoëfficient van 1,4 dient de bruto door- stroomopening ter plaatse van de schuiven 162 m2 te bedragen. Na vergelijking van een aantal varianten is de keuze gevallen op een sluis bestaande uit twee groepen van drie kokers, waarbij in de keel het plafond op N.A.P. -8 m en de bodem op N.A.P. -12,5 m ligt; elke sluiskeel is 6 m breed. 301

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1973 | | pagina 35