Ontwerp voor de sluis
A. De werken van het Deltaplan
In Bericht 64 (mei 1973) is uiteengezet waarom OP NOOfdlsnd
indien de Oosterschelde wordt afgesloten in
deze afsluitdam een dooriaatwerk moet
worden opgenomen. Voor de capaciteit van
deze sluis is dan die situatie maatgevend
waarin een geheel zoet Zeeuwse Meer ge
forceerd doorgespoeld moet worden met 325
m3/sec gemiddeld over het etmaal. Tevens
moet de sluis dan als inlaatwerk dienst
kunnen doen voor het geval dat besloten
wordt een deel van het meer achter de
Oosterscheldedam zout te houden.
Hoewel de uiteindelijke situatie van een ge
heel zoet Zeeuwse Meer maatgevend is voor
de ontwerp-capaciteit heeft de ontziltingsfase
mede een grote invloed op de dimensionering
van de sluis. Als het gehele Zeeuwse Meer
ontzilt zal worden, zoals in het Deltaplan is
voorzien, zal het zoute Oosterscheldewater
verdrongen moeten worden door zoet Rijn
en Maaswater. Via de Volkerak-inlaatsluis
komt er dan zoet rivierwater binnen in het
Zeeuwse Meer, terwijl zout en brak water
geloosd kan worden via de sluis, die in de
Oosterscheldedam zal worden gebouwd ter
plaatse van het tegenwoordige werkeiland
Noordland. Ten gevolge van zijn kleiner
soortelijk gewicht zal het zoete water de
neiging vertonen zich in een laag over het
zoute water te verspreiden, waardoor een ge-
stratificeerd systeem zou ontstaan. Zonder
aanvullende maatregelen kan het zoute water
dan ook niet veel dieper dan de bodemligging
van de sluis weggehaald worden.
Omtrent het effect van de windinvloed valt
neg weinig te zeggen, althans wat de grootte
betreft van de schijnbare diffusie. Is deze in
vloed onvoldoende, dan kan het diepere
zoute water weggehaald worden door voor
de sluis een dichtheidsscherm te plaatsen
waarmee de grenslaag tussen het zoute en
zoete water tot een lager niveau terugge
bracht wordt. Als alternatief voor dit scherm
zou men volledig kunstmatige menging van
het zoute en zoete water kunnen overwegen,
bijvoorbeeld met behulp van luchtbellen-
schermen. Deze laatste methode vergt echter
meer tijd voor hetzelfde ontziltingsresultaat.
Ongeacht de uitslag van het onderzoek naar
de beste ontziltingsmethode is er bij het
dimensioneren van de sluis op Noordland
voorlopig van uitgegaan dat er, eventueel
tijdelijk, een dichtheidsscherm geplaatst za
worden. Daarbij wordt dus verondersteld d; t
de sluis zal worden gebruikt als lozingsmid' el.
aangezien dat voor de dimensionering de
meest ongunstige veronderstelling is.
Voor het dimensioneren van sluis en dicht
heidsscherm is het van belang de optreden Ie
vervallen met de bijbehorende frequentieve -
deling te kennen, alsook de waterstanden en
mogelijke golven aan weerszijden van de sl Jis.
Op een toekomstig Zeeuwse Meer zal waar
schijnlijk naar een peil van N.A.P. gestreefd
worden; voorlopig wordt echter ook op
extremen van N.A.P. 0,50 en N.A.P. -1,00 m
gerekend. Voor de maatgevende situatie mrt
geforceerde lozing kan ervan worden uitge
gaan dat het Zeeuwse Meer minstens het
streefpeil van N.A.P. zal hebben, daar gefor
ceerde lozing immers alleen ten tijde van
overvloedige wateraanvoer plaats kan vinden.
De waterstanden aan de zeezijde van de
Oosterscheldedam zijn bepaald met behulp
van tweedimensionele getijberekeningen.
Gebleken is dat de H.W.-standen ten gevolce
van de afsluitingswerken 10 cm hoger zulle i
worden (G.H.W. na 1978 N.A.P. 1,50 m) ei
de L.W.-standen 5 cm lager (G.L.W. na 1978
N.A.P. - 1,30 m). Dat het tijverschil buitendij ;s
iets groter zou worden was ook reeds door Ie
Deltacommissie voorspeld. Gedeeltelijk wo dt
die tendentie bevestigd door recente
metingen voor de Brouwersdam. Op de
astronomische getijbeweging zijn de wind-
effecten met bijbehorende frequenties ge-
superponeerd. Gecombineerd met het ver
wachte Zeeuwse Meer-peil leveren deze
berekeningen een frequentieverdeling op v. n
298