Watervogels in het deltagebied verslag van drie totaaltellingen an vervolge van de watervogeltellingen in !66 en 1967 zijn in 1972 en 1973 wederom ie zulke tellingen verricht in het gehele i altagebied. Een der voornaamste redenen i n de vogeltellingen ter herhalen was de i ihoefte aan gegevens omtrent de invloed die t Deltawerken tot nu toe hebben op de aan- t Hen en de verspreiding van watervogels. I aarnaast was het in het algemeen van be- I >ig, een overzicht te krijgen van soorten en intallen vogels in het Deltagebied. nds de tellingen van 1966 en 1967 hebben ih in enkele estuaria belangrijke wijzigingen 1 Itrokken: in april 1969 werd het Volkerak t jscheiden van het Haringvliet, waardoor het 'Utgehalte op het traject Krammer-Volkerak inzienIijk hoger werd. in oktober 1970 i irden de sluizen in het Haringvliet gesloten. 1 (erdoor viel in de Biesbos, het Hollands I ep en het Haringvliet het getij voor het t ootste deel weg en kon ook het westelijk c ;el van het Haringvliet geheel verzoeten. In r ei 1971 ging het Brouwershavense gat dicht, v rardoor het Grevelingenbekken veranderde i een zout binnenmeer met een constant peil. I de voordelta veranderde het stromings- P troon, waardoor het water rustiger en hel- d rder werd. N ast deze veranderdingen ten gevolge van de C Itawerken zijn in het gebied ook verande- r igen opgetreden als gevolg van andere in- c epen in het milieu. We noemen de industrie- v stiging bij Moerdijk en in het Zuid-Sloe, de v irkzaamheden ten behoeve van de Schelde- F nverbinding in de Krabbenkreek, de Een- c acht en het Kreekrak en de dijkverho- c ngen langs de Westerschelde. Deze ingre- f in kunnen mede bepalend zijn geweest voor randeringen in de voor vogels belangrijke I otopen. I 3 tellingen van 1972 en 1973 geschiedden c ider auspiciën van het Rijksinstituut voor F atuurbeheer, het Staatsbosbeheer, het Del- t Instituut voor Hydrobiologisch Onderzoek t de Deltadienst. De organisatie berustte bij co Deltadienst. Behalve door medewerkers i n de samenwerkende diensten en instituten v 3rd aan de tellingen ook deelgenomen door F den van de Jeugdbonden voor Natuurstudie i Nederland en België en door particulieren. Volledigheidshalve wordt erop gewezen, dat de telgegevens aantallen per vogelsoort weer geven die op één dag zijn geteld. Van door trekkende vogelsoorten is op deze manier misschien slechts een fractie waargenomen van het totaal aantal dat doortrok. Voor vo gelsoorten die in het Deltagebied overwin teren, zijn de telgegevens daarentegen wel een indicatie voor de werkelijke aantallen. Men zou natuurlijk beter doen het werkelijke aantal te berekenen volgens een formule die zegt dat het werkelijk aantal vogels gelijk is aan het aantal vogels per teldag vermenigvul digd met de telinterval en dit getal gedeeld door de gemiddelde verblijftijd van de be doelde categorie vogels. Het aantal 'vogeldagen' - aantal vogels per teldag maal de telinterval - is een indicatie voor de draagkracht van het gebied. Door het geringe aantal waarnemingen is de draag kracht in dit geval echter niet uit de waarne mingen te berekenen. Het werkelijke aantal geeft een indicatie over de waarde van het ge bied voor de soort. Helaas is het werkelijk aantal ook al niet te berekenen, omdat de ge middelde verblijftijd per soort niet bekend is en de jaarlijkse variatie daarin ook moeilijk bepaald kan worden. Bovendien varieert de nauwkeurigheid van de tellingen per vogel soort. Deze onnauwkeurigheden zijn echter minder belangrijk dan ze lijken. Belangrijk is wel, dat steeds dezelfde mate van (onnauw keurigheid blijft bestaan, doordat men steeds hetzelfde principe van tellen toepast. De cijfers van de verschillende tellingen blijven daardoor vergelijkbaar. De jaarlijkse variatie in de aantallen vogels per soort is moeilijk aan te geven. Onder in vloed van bepaalde klimaatsomstandigheden 333

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1974 | | pagina 11