Kolganzen nog relatief hoge aantallen Eidereenden en Grote Zee-eenden te overwinteren. Voor de Rotgans is de Westerschelde vrijwel niet van betekenis. De steltlopersoorten - Scholekster, Bontbek- Grutto, Kanoetstrandloper en Bonte Strand- plevier, Strandplevier, Steenloper, Rosse loper - bleken zich vrijwel alleen te versprei den over het westelijk gedeelte. Vogels als Zilverplevier, Wulp en Tureluur werden in het gehele gebied aangetroffen en Groenpoot- ruiter en Zwarte Ruiter alleen in het oostelijk gedeelte. Zilvermeeuwen rustten in behoorlijke aantallen op alle platen. Ook bleken er in sep tember veel Visdiefjes en Zwarte Sterns op de Westerschelde te fourageren. Uit de tel lingen blijkt dat de Westerschelde in orde van grootte nu al bijna even belangrijk is als de Oosterschelde. Conclusies Over het algemeen is de invloed van de Deltawerken op de vogelpopulaties nog niet zeer groot geweest. De oppervlakte van de reeds afgesloten bekkens ten opzichte van de nog open bekkens is gering. De vogels kondei op de open bekkens nog voldoende ruimte vinden. Na voltooiing van de Deltawerken zal de Westerschelde echter het enige open gebleven bekken zijn. Het is niet te verwachter dat daar dan grotere aantallen vogels terecht zullen komen. Wel zal er waarschijnlijk een snellere doortrek plaatsvinden, waardoor de betekenis van de Westerschelde veel groter wordt. De vogelsoorten welke ten gevolge van de afsluitingswerken in aantal zijn toegenomen lijken vooral begunstigd te worden door het heldere water. De toename van Kuifeend en Tafeleend en in mindere mate van Fuut en Aalscholver vertoont overeenkomst met de ontwikkelingen in de randmeren van de IJsselmeerpolders. De enorme aantallen Futen, Dodaarzen, Brilduikers en Middelste Zaagbekken in het Grevelingenmeer en het brakke Veerse Meer zijn echter een tamelijk nieuw verschijnsel. In hoeverre de Noordwest- europese populaties van deze soorten hier door worden beïnvloed, lijkt een interessant studieonderwerp. Uit de tellingen en hun onderlinge verge lijking kunnen zeker enige conclusies worden getrokken. De estuaria van het Deltaplan hebben ook na afsluiting nog een grote betekenis voor water vogels. Een zout bekken betekent voor watervogels meer dan een zoet bekken; dit geldt vooral voor steltlopers, Rotganzen en visetende vogels. Steltlopers, in mindere mate Rotganzen, worden door de uitvoering van het Deltaplan sterk in hun mogelijkheden beperkt. De Westerschelde neemt relatief in betekenis toe. Verdere aantasting van de fourageer- en rustgebieden aldaar dient zoveel mogelijk vermeden te worden. Bescherming en zo mogelijk uitbreiding van de pleisterplaatsen is in verband met de toenemende verontrustin 3 door industrievestigingen en recreatie een urgente zaak. 342

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1974 | | pagina 20