theorie daardoor verklaard worden, dat de zeeklei de vorming van een steil uitwaarts gericht verhang onmogelijk maakte. In de opvulling van oude vallen vindt men vaak zulke kleilagen. Een volgende val zou dus eerder naast dan in de oude val kunnen optreden; 'geen val in de val', luidt dan ook het gezegde. De voorbeelden waarbij de oude val een nieuwe veroorzaakt, zijn echter even talrijk. In welke gevallen de samenstelling en de dichtheid van het bodemmateriaal daarvoor verantwoordelijk is en in welke gevallen de groter geworden geuldiepte en taludsteilheid, dient nader te worden bestudeerd. Dicht heidsmetingen hebben reeds uitgewezen dat de pakking van deze recente opvullingen veel losser is dan die van de bodem in de onmiddellijke omgeving. Waar geen klei aan- Fig. 5. Vergelijking van theo rieën over de inleiding tot het optreden van zettingsvloeiingen. Van boven naar beneden: Kwelafschuivingen boven in het geultalud: inleidende afsohuivingen halver wege het geultalud; inleidende afschuivingen onder in het geultalud. VOLGENS BARENDSEN (OTAR APRIL 1943) INLEIDENDE AFSCHUIVINGEN T.G.V. KWEL VOLGENS v.d LINDE (OTAR JUNI 1943 VOLGENS KOPPEJAN (1948 INLEIDENDE AFKALVINGEN T.G.V. DIEPE KWEL EN LOKALE VLOEIING DOORGAANDE AFKALVINGEN 394

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1974 | | pagina 22