resultaten van grondmonsters en foto's van
e bodem een beeld opbouwen van de mate
waarin en de snelheid waarmee ter plaatse
edimentering optreedt. Soortgelijke werk-
aamheden verrichten de duikers bij het
c nderzoek naar de gelaagdheid van het water
ii diepe gedeelten van de Deltameren en bij
f et bestrijden van deze ongewenste stratifi-
atie.
Hoezeer duikers in de Deltawateren van alle
narkten thuis moeten zijn blijkt wel daaruit
at van hen ook de vervaardiging van
I leurenfoto's en -films onder water wordt
verlangd. Van de levensomstandigheden op
e vooroevers van dijken en in sommige
diepe geulen en putten tracht men zich uit
eze dia's en films, uit grondmonsters en uit
de ooggetuigenverslagen van de duikers zelf
- en beeld te vormen. Worden deze verken
ningen regelmatig uitgevoerd, dan kan op den
duur een goed inzicht verkregen worden in
de wijzigingen die de leefgemeenschappen
ondergaan als gevolg van veranderingen in
het aquatisch milieu.
De duikers wordt tenslotte ook nog gevraagd
I un duikuitrusting periodiek op betrouwbaar-
I eid te beproeven en nieuwe vindingen op
I et gebied van het onderwaterverblijf in de
praktijk te testen. Onlangs heeft men bijvoor-
I eeld een onderwaterscooter beproefd en een
c nderwatercamera voor televisie, die men
wellicht nodig zal hebben om de enorme
verlaplengten van de bezinkingsvelden in de
Oosterschelde effectief te controleren. De
tDtale naadlengte zal daar namelijk 120 km
I edragen, en al die naden moeten onder
water lopend of zwemmend worden gecon
troleerd. Ook hebben de duikers een obser-
vatietank voor het visueel registreren van
andtransporten in het water op zijn bruik-
I aarheid onderzocht.
h het Deltagebied opereren thans twee Rijks-
c uikers, de een vanaf het duik-werkschip
'uidvliet', de ander van het duik-werkschip
Hillechien'. De 'Zuidvliet' is de in 1962 voor
c e duikerij omgebouwde voormalige voet
veerboot tussen Noord-Beveland en Wal-
heren.
t(e 'Hillechien' is een in 1943 gebouwde zoge-
raamde 'Monopolbot' van het Duitse Wasser-
tauamt, die als sleepboot heeft dienst gedaan
cp de Duitse binnenwateren. Het schip kwam
raar Nederland over in het bezit van de
Eannemer die met de 'Jan Heymans' bodem-
t eschermingen maakt van asfaltmastiek. In
1 370 werd het omgebouwd tot overslagschip
vjor vulstof en als hulpboot voor sleep-
c ensten en personenvervoer. Ten behoeve
van de ontwikkeling van steenasfaltmatten is
deze boot nogmaals omgebouwd, nu tot
duik-werkschip met voorzieningen om repa
raties te verrichten aan de 'Jan Heymans',
aan welk fabrieksschip de 'Hillechien' in
voorkomende gevallen ook elekrische energie
kan leveren.
De uitrusting van beide schepen verschilt over
het geheel genomen niet zoveel: zowel de
'Zuidvliet' als de 'Hillechien' zijn uitgerust
met apparatuur voor radiocommunicatie en
echolodingen. Er zijn aan boord verhaallieren,
een bergingspomp, een giek voor het over
slaan van materialen, een generator voor het
opwekken van elektriciteit en een compressor.
De compressor voedt de duikeruitrustingen
en de recompressietank.
Op beide schepen zijn drie verschillende typen
duikeruitrusting aanwezig. Allereerst het
standaard-luchtpak met koperen helm, en
loden schoenen. Dit pak wordt gebruikt bij
zwaar werk, en wanneer vooral een goede
communicatie met het schip noodzakelijk is.
Dan heeft men er kikvors-uitrustingen. Deze
duikerpakken kunnen gevoed worden met
lucht vanaf het schip, of vanuit cilinders die
de duiker op zijn rug draagt. Men gebruikt ze
bij redelijk hoge watertemperaturen en voor
onderzoek dat een grote actieradius vereist.
De constant-volume-uitrusting tenslotte, is een
'droog' kikkerpak, waarin de duiker wollen
onderkleding draagt. Met zo'n pak kan men
het enige tijd uithouden in koud water, en dus
in het algemeen op wat grotere diepte.
De 'Zuidvliet' en de 'Hillechien' beschikken
ook allebei over een recompressiekamer, zij
het van verschillende grootte. Men kan er
onaangename decompressieverschijnselen
mee bestrijden. Onder water wordt een meer
dan normale druk uitgeoefend op het lichaam
van een duiker. Ten gevolge daarvan neemt
zijn lichaam verhoudingsgewijs veel stikstof
op. Heeft hij zich enige tijd op een bepaalde
diepte bevonden, en komt hij vervolgens te
snel op, dan heeft de extra opgenomen
stikstof niet de gelegenheid om het lichaam
te verlaten; in de bloedbaan blijven dan
stikstofbellen achter. Dit verschijnsel heet
decompressieziekte en het kan in een ernstig
geval blijvende invaliditeit tot gevolg hebben.
Om de stikstof voldoende gelegenheid te
geven om het lichaam te verlaten, is het
noodzakelijk de duikers na bepaalde duiken
- afhankelijk van diepte en tijdsduur van de
duik - in etappes omhoog te halen. Doen er
zich desondanks symptomen voor van de
compressieziekte, die gelukkig meteen her
kenbaar zijn aan een soort duizeligheid
en misselijkheid, dan wordt de 'zieke' duiker
403