['it artikel vormt een vervolg op en is een radere uitwerking van de bijdrage'Aan- Lig* nemaal 'Witte Brua' assingswerken in het noordelijk deel van t et Deltagebied' in Bericht 65 (augustus 1973). CaO6Ü6r66d0 \/erd daar in algemene zin gesproken over de i oodzaak en de opzet van de aanpassing van waterstaatswerken in het noordelijk Delta- I ekken, deze keer willen we een van die anpassingswerken nader bezien. Het betreft hier de aanpassing van het gemaal re 'Witte Brug', in het staatje op pag. 253 van bericht 65 aangeduid als 'object A 3/14'. Lit gemaal is in 1955 gesticht door een aantal folders rondom het oude Hanzestadje Goede- nede. In 1963 werden deze polders verenigd i de Goereese Polder. De 'Witte Brug' bezit een pomp met een capaciteit van 100 m3/min. cie uitslaat op het Spuikanaal te Goedereede. het Spuikanaal en het aansluitende Haven- i anaal vormen samen het 3,4 km lange afwate- r ngskanaal van het gemaal. Op dit afwate- r ngskanaal, dat als boezem fungeert, wordt een peil aangehouden van N.A.P. - 20 cm, net een maximumstand van N.A.P. 1 m. Middels een uitwateringssluis staat het in verbinding met de Zuiderdiepboezem. I e Zuiderdiepboezem op zijn beurt loost via een uitwateringssluis op de buitenhaven van Stellendam, die in open verbinding staat met h et mondingsgebied van het Haringvliet, en c us met de Noordzee. e scheiding tussen het Spuikanaal en het I avenkanaal wordt gevormd door de Waaier- sluis te Goedereede, een sluisje dat tot 1957 ceel heeft uitgemaakt van de hoofdwater- karing van Goeree. In 1957 werd de hoofd- v aterkering echter verlegd naar Goedereede- i avenhoofd, waar toen een afsluitdam werd celegd in het Havenkanaal, met daarin een c fwateringssluis. In 1967 veranderde de water- I ropkundige situatie opnieuw. Toen werd de I- aringvlietdam aangesloten op de kust van oeree zodat de hoofdwaterkering opnieuw zaewaarts werd verlegd; daarachter werd de Zuiderdiepboezem gevormd. In het gedeelte zeedijk dat tevens de zuidwestelijke grens vnrmt van de Stellendamse buitenhaven, werd ean nieuwe uitwateringssluis opgenomen, t- rachtens een overeenkomst met de Goereese folder werd het oostelijk deel van de meer v estwaarts op Goeree nabij Ouddorp gelegen polder Het Oude Land van Ouddorp al vanaf 1955 bemalen door het gemaal 'Witte Brug'. Het westelijke deel van Het Oude Land van Ouddorp, 700 ha groot, heeft tot aan de afsluiting van het Brouwershavense Gat vrij kunnen lozen op deze zeearm, via een suatie- sluis nabij de haven van Ouddorp. Na de afsluiting in mei 1971 is de getijbeweging in het afgesloten Brouwershavense Gat echter komen te vervallen. In het nieuw gevormde Grevelingenmeer wordt zoveel mogelijk een vast peil aangehouden, dat hoger ligt dan de voorheen optredende laagwaterstanden en het aangehouden polderpeil. Vrije lozing was daarmee voor het westelijke deel van Het Oude Land van Ouddorp onmogelijk gewor den; er moest worden overgegaan tot be maling van het betreffende poldergebied. Natuurlijk waren deze ontwikkelingen door de verantwoordelijke polderbesturen en de dien sten van de Rijks- en Provinciale Waterstaat voorzien. In een vroeg stadium werd dan ook een studiegroep ingesteld om de waterhuis- houdkundige situatie op Goeree te bestu deren. Dientengevolge was in 1968 een goed overzicht beschikbaar van de factoren die een aanpassingsplan voor de afwatering van het westelijk deel van Het Oude Land van Oud dorp zouden moeten bepalen. Op grond van deze factoren werden drie mogelijkheden aan gegeven voor de aanpassing van het onder havige polderdeel, namelijk: I. Een gemaal aan de haven van Ouddorp, uitslaande op het Grevelingenmeer; II. Een gemaal aan de Grevelingen op een punt 830 m ten westen van de haven van Ouddorp; III. Een gemaal aan het Spuikanaal te Goede reede, met lozing op de Zuiderdiepboezem. 415

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1974 | | pagina 43