Fig. 1. Relatieve invloed van het inlaatwater en de lokale belastingbronnen op de kwali teit van het water in het bekken als functie van de verblijftijd RELATIEVE INVLOED IN VERBL'JFT'JD INLAATWATER LOKALE BELASTINGSBRON Bescherming van de huidige kwaliteit van de zuidelijke Deltawateren; bescherming van het aquatisch milieu tijdens de herstelperiode na een eventuele afsluiting en bescherming van de kwaliteit van de Deltawateren op lange termijn; sanering van de wateren die op de zuidelijke Deltawateren afwateren; en verbete ring van de waterkwaliteit van de Wester- schelde in samenwerking met België. Algemeen uitgangspunt van het sanerings- beleid in het zuidelijk Deltabekken is de ge dachte, dat gestreefd moet worden naar het scheppen van een zo goed mogelijk aquatisch milieu in relatie tot de nader te bepalen be stemmingen, en wel zo dat producenten (planten), consumenten (dieren) en destru- enten (bacteriën) goede levensvoorwaarden hebben en op efficiënte wijze hun functie binnen het systeem kunnen uitoefenen. Bij het formuleren van doelstellingen en richt lijnen kan onderscheid gemaakt worden tus sen drie mogelijke typen van bekkens, te weten een zout getijdewater, een zout semi- stagnant water en een zoet semi-stagnant water. Tevens moet rekening worden ge houden met de verschillende functies die de Deltawateren zouden kunnen vervullen in de waterhuishouding van zuid-west Neder land; te denken valt aan scheepvaart, huis houdelijke en industriële watervoorziening, koelwatervoorziening ten behoeve van elek triciteitscentrales en industrieën, agrarische watervoorziening, recreatie, zowel op, aan, als in het water, natuurbehoud en visserij. De eisen die men aan de verschillende wateren denkt te stellen zullen doorgaans afhangen van de functies van deze wateren, met de daaraan verbonden risicofactoren. In de praktijk zal dit voor de Deltawateren kun nen betekenen dat men met betrekking tot het kwaliteitsbeheer één algemene doelstelling hanteert, die al naar de omstandigheden wordt toegepast met de nodige variaties doch bij de uitvoering het accent legt op de priori teiten. De hoogste prioriteit zou dan moeten worden gegeven aan wateren met functies ten behoeve van recreatie, natuurbehoud en of watervoorziening, zoals het Grevelingenmeer. het eventuele toekomstige Zeeuwse Meer en het Veerse Meer. In het oostelijk deel van het Zeeuwse Meer en het Veerse Meer zal echter ook de scheepvaart betekenis hebben, Belasting met brak water Behalve van verontreinigingen die nauw samenhangen met de activiteiten van de mens in dit gebied, is de belasting met brak water vooral afkomstig van het door de polders geloosde water, dat een aanzienlijke hoeveel heid opgeloste zouten bevat. Na de vorming van zoete meren of zoete compartimenten zullen de daaraan gelegen brakke gebieden gaan verzoeten, waardoor het chloridegehalte in het geloosde water af zal nemen. Maar dit is een proces dat zeer langzaam verloopt, en het effect ervan zal dan ook pas op langere termijn zichtbaar worden. Op het Veerse Meer, het Grevelingenmeer en het eventueel toekomstige Zeeuwse Meer wordt via gemalen en suatiesluizen het over tollige oppervlaktewater geloosd van 200 000 ha polders en hoge gronden. Lozing van brak water zou op een zoet meer verzilting en op een zout meer verzoeting tot gevolg hebben. In beide gevallen zou de dominerende ecologische factor, het zout gehalte, afhankelijk van de hydrometeorolo- 441

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1974 | | pagina 13