menten die men daarvoor aanvoert te bespre ken, vanuit dat fosfor in het zoete zuidelijke Deltabekken de beperkende doch ook de meest beheersbare nutriënt zal zijn. In het algemeen kan gesteld worden dat voor 0,01 tot 1 mg fosfor per liter en voor 0,1 tot 15 mg stikstof per liter de omvang van de eutrofiëringsverschijnselen een functie is van de concentratie aan nutriënten. Mede gezien de te verwachten fosforconcentratie in het eventueel toekomstige zoete Zeeuwse Meer zal elke vermindering van de fosfor- belasting dan ook een vermindering van de eutrofiëring tot gevolg hebben. In tegen stelling tot zoete wateren is er met betrek king tot de eutrofiëring en de groeibe- perkende factoren in zoute wateren weinig algemene informatie beschikbaar. Uit onderzoek van het Delta Instituut voor Hydrobiologisch Onderzoek en de Delta dienst blijkt dat anorganische stikstof zowel in het zoute Grevelingenmeer als in het brakke Veerse Meer in het voorjaar en de zomer nagenoeg afwezig is. Fosfor lijkt daar entegen in overmaat aanwezig. In beide meren is het niet uitgesloten dat silicium groeibe- perkend is voor diatomeeën, die zich voor namelijk in het vroege voorjaar ontwikkelen. In de Westerschelde lijkt het op grond van onderzoeksresultaten niet waarschijnlijk dat stikstof een groeibeperkende rol speelt. De situatie is in het kustwater voor wat betreft de groeibeperkende invloed van stikstof of fosfor erg gecompliceerd. Het lijkt vooralsnog niet mogelijk hierover met enige zekerheid een uitspraak te doen. Wel is het zeer waarschijnlijk dat silicium tijdens de opbloei van diatomeeën een groeibeper kende rol speelt in het kustwater en in de Oosterschelde. De belasting met toxische stoffen Toxische stoffen kunnen in biologisch opzicht worden verdeeld in niet accumulerende en accumulerende. Onder niet accumulerende toxische stoffen worden verbindingen ver staan die in een bepaalde concentratie en bij een zekere expositietijd schadelijke effecten veroorzaken in organismen, maar waarvan de gevolgen dus in geen oorzakelijk verband staan met accumulatie op langere termijn of via voedselketekens. Deze stoffen oefenen hun werking doorgaans uit in opge loste toestand; als voorbeelden kunnen ge noemd worden: ammoniak, zwavelwaterstof en de groep cyaniden. Hun toxische werking kan worden beïnvloed door andere water kwaliteitsparameters als zuurgraad, tempera tuur en hardheid. Voor een beoordeling of een voorspelling van hun effect zijn maximaal toelaatbare concentraties in het water maat gevend. Daarbij dient rekening te worden gehouden met eventuele andere toxische stoffen in het oppervlaktewater. Het is moge lijk dat de gezondheidschadende effecten van verschillende stoffen cumulatief werken, of elkaar zelfs versterken. In beide gevallen kunnen minder dan dodelijke concentraties van deze stoffen dodelijke gevolgen hebben. Onder accumulerende toxische stoffen wor den verbindingen verstaan die onder bepaalde omstandigheden schadelijke effecten veroor zaken in organismen. Hun schadelijkheid wordt niet alleen veroorzaakt door hun con centratie in het water en de expositieduur, maar ook door hun accumulerende eigen schappen, die bepaald worden door hun oplosbaarheid in vet. De accumulatie ge schiedt hetzij direct, hetzij via een voedsel keten. Accumulerende gifstoffen bevinden zich in het algemeen slechts korte tijd in het water, aangezien zij snel door organisch materiaal in het bodemslib - plankton en andere aquatische organismen - uit het water op genomen worden. Als voorbeelden van deze groep toxica kunnen worden genoemd een groot aantal pesticiden waaronder DDT, en zware metalen waaronder kwik. De toxische werking op korte termijn van deze stoffen kan op zichzelf al zeer sterk zijn. Ze wordt door de genoemde accumulatieverschijnselen nog zeer versterkt. Minder dan dodelijke concentraties in het oppervlaktewater kunnen derhalve met vrij grote zekerheid leiden tot dodelijke uitwerking op de lange duur. Daarom is voor deze groep stoffen vooral de totaal in het aquatisch milieu aanwezige hoeveelheid van belang. Het behoort tot het saneringsbeleid, de be lasting met deze stoffen zoveel mogelijk tegen te gaan. Deze belasting is voorname lijk afkomstig van lokale lozingen van indus trieel afvalwater en het in te laten water. Beperkingen van de belasting door indus trieën kan geschieden middels interne sane ringsmaatregelen en door stringente bepalin gen op te nemen in de lozingsvergunningen. Wil men de belasting via het in te laten water beperken, dan zal men voorlopig aangewezen zijn op maatregelen als bijvoorbeeld het minimaliseren van het iniaatdebiet. Op lange termijn echter zal beperking van de belasting via het inlaatwater gezocht moeten worden in sanering van het stroomgebied van de grote rivieren en rechtstreekse lozingen in 444

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1974 | | pagina 16