ontzilting van dit soort lage platen aanvan kelijk slechts zeer langzaam verloopt. De ontziltingssnelheid is natuurlijk vergroot, doordat na de afsluiting ieder jaar een winter- peil van N.A.P. - 70 cm wordt nagestreefd. Beziet men de vegetatie na 13 jaar ontwikke ling dan valt direct op, dat ondanks de ogen schijnlijke geringe milieu-variatie toch reeds duidelijke differentiatie in de vegetatie is opgetreden, die tot uitdrukking komt in grovere en fijnere vegetatiepatronen. De differentiatie in de vegetatie ontstaat door factoren van fysisch-chemische en biologische aard zoals brak meerwater, wind, minieme verschillen in zoutgehalte, vochthuis houding en bodemsamenstelling, en verder door factoren van plantaardige, dierlijke en menselijke oorsprong. Voor de vegetatie geldt dat kleine verschillen in milieu grote gevolgen kunnen hebben. Hierna zullen enkele van de milieu-differen tiërende factoren nader worden toegelicht. Door het wegvallen van het getij is de invloed van het omringende water op het eiland aan zienlijk verminderd. Hierdoor kon ontzilting optreden van het centrum uit naar de randen van het eiland. In de loop van de tijd vormde zich een zoetwaterlens onder het eiland; thans is die laag 4-5 m dik. Het ligt voor de hand dat de invloed van het zoute meerwater op de oevers van het eiland het grootst is. De ontziltingssnelheid verschilt van plaats tot plaats en daar zijn nu nog sporen van terug te vinden in de vegetatie. Door golfslag en stro ming ontstonden langs de oevers plaatselijk steile randen. Hierop vestigde zich een speci fieke vegetatie, die zich voor een belangrijk deel handhaaft. Het geërodeerde materiaal werd meestal op betrekkelijk korte afstand gedeponeerd, waardoor een lichtglooiende vooroever ontstond. Elders langs de oever en vooral op de noordelijke en zuidelijke koppen ontstonden lage 'oeverwalletjes' die een achterliggend deel van het eiland afsloten van het meer. Door overslaande golven en door spat- en stuifwater ontstonden hier drasse zilte delen, waarin zoutplanten nog een geschikt milieu vinden. Het water voert ook diasporen aan. Dit zijn delen van planten die voor de voortplanting van de soort dienen, zoals zaden, wortel stokken, vruchten en takken. Doordat de kiemkracht van deze diasporen tijdens het transport in het brakke meerwater kan worden aangetast, gaat van deze wijze van transport een selecterende werking uit. Enkele soorten die via het water verspreid kunnen worden zijn Riet, Fioringras, Scherpe boterbloem, Watermunt en Rode ganzevoet.

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1974 | | pagina 20