De invloed van de mens op het Aardbeien eiland is relatief gering en zeker niet be palend voor de ontwikkeling en hoedanigheid van de vegetatie. Door zijn minder gemakke lijke bereikbaarheid wordt het eiland weinig bezocht. De aanwezigheid van de mens blijkt voornamelijk in betreding, waardoor het overgrote deel van de smalle, kronkelende paadjes is gevormd en waardoor er een betredingsgradiënt optreedt, die waardevol kan zijn omdat ze mede differentiërend kan werken op de vegetatie. De aanwezigheid van de mens uit zich ook op minder gewenste manieren, door het deponeren van faecaliën, plastic zakken en andere ongerechtigheden, door vernielingen en het stoken van kampvuurtjes. De grootste concentratie van deze menselijke activiteiten op het eiland is te vinden in de nabijheid van enige plaatsen waar veelvuldig wordt aangelegd. Een eveneens opvallend verschijnsel is de aanwezigheid van sommige tuinplanten, zoals Maskerbloem, Brandende liefde en Tuin- margriet, waarvan vermoed wordt dat de mens ze al dan niet met opzet heeft aange voerd. Het veelvuldig voorkomen van de Tuinaardbei waaraan het eiland zijn naam ontleent, is echter naar alle waarschijnlijkheid niet aan de mens, maar aan vogels te danken. Flora en vegetatie In 1973 zijn op het Aardbeieneiland 126 soor ten zaadplanten aangetroffen. Voor de opper vlakte van het eiland - 4,7 ha - is dit een niet gering aantal. Hieronder zijn 21 soorten hou tige gewassen begrepen, waaronder de 10 wilgensoorten, die aspectbepalend voor het Tabel I. Overzicht van de aantallen paren broedvogels die op 21 mei 1973 op het Aarbeieneiland werden aangetroffen. Fitis 5 Meerkoet 1 Spotvogel 2 Rietgors 2 Tuinfluiter 2 Houtduif 1 Waterhoen 1 Grasmus 2 Kleine karakiet 2 Merel 2 Ekster 1 27 juni aanvulling: Knobbelzwaan 1 Fazant een wijfje Koekoek 1 met pullen Wilde eend 12 Bosrietzanger 1 eiland zijn. Behalve de wilgensoorten telde men onder de houtige gewassen nog Duin doorn, Meidoorn, Liguster, Es, Gelderse roos, Ruwe berk, drie soorten Populieren en enkele bramensoorten. De mossen zijn niet in de studie betrokken geweest. In de huidige vegetatie zijn op grond van in het veld duide lijk waarneembare verschillen enkele vege- tatiegroepen onderscheiden: groepen van rietvegetaties, lage zilte oevervegetaties, lage grasachtige vegetaties en vegetaties met struwelen. Langs de oostelijke oever worden begroeiin gen aangetroffen die vooral gevormd worden door een 1 tot IV2 m brede rietkraag die z'n uitlopers tot in het brakke meerwater heeft. Het Riet profiteert hier van de zoetwaterbei die in de loop der jaren onder het eiland is gevormd. Langs de west-, noord- en zuidoever ontbreekt het Riet nagenoeg geheel. Hier is een lage zilte oevervegetatie aanwezig, mede ontstaan dank zij het spat- en stuifwater van het Veerse Meer. Ze bestaat voornamelijk uit een dichte mat van zouttolerante grassen, zoals Rood zwenkgras, Fioringrasen Kwelder grassoorten, waartussen zoutplanten als Zilte rus, Zeeaster, Strandzoutgras, Melkkruid en Schijnspurriesoorten groeien. Aansluitend op deze vegetatiegroep vindt men in het noorden en zuiden van het eiland enkele drassige rietlanden met een ondergroei van zout- of zouttolerante planten. Ze zijn ontstaan onder invloed van stagnerend brak water dat over een oeverwal is geslagen en niet weg- gezegen. Tussen het hier aanwezige Riet groeit veel Zilte rus en verder Zeeaster, Melk kruid, Hertshoornweegbree, Zeebies, Strand zoutgras en diverse grassen als Veldbeem- gras, Rood zwenkgras, Fioringras, Kruipend struisgras en Rietzwenkgras. De zoutinvloed neemt er geleidelijk af. Hierdoor verschijnen in de ondergroei tussen het Riet meer brak water- en zoetwaterplanten als Waterpunge. Selderij, Kattestaart, Heelblaadjes, Konin- ginnekruid en Harig Wilgeroosje. Op twee plaatsen, te weten aan de zuidwest oever en aan de oostelijke oever, komen vol groeide Duindoornhorsten voor tot aan de waterkant. Het wortelstelsel biedt goed weer stand tegen oeverafslag. Beide horsten ver tonen in het centrum tekenen van natuurlijke afsterving. Van de vrijkomende voedings stoffen, waaronder gebonden stikstof, profi teren in dit beschutte milieu diverse planten soorten als Brandnetel en Harig wilgeroosje, maar ook bomen, zoals Schietwilg, Grauwe wilg, Waterwilg, Populier en Berk. Ditzelfde verschijnsel van afsterving wordt bij de meer landinwaarts groeiende Duindoorngroepen 451

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1974 | | pagina 23