J - JONGE OF KLEINE VIS ZONNE ENERGIE OEVER EN WATERPLANTEN V\ .SPMSS0 J5>- -C PLANTAARDIG PLANKTON - V\ LTD ROofkever- DIERLIJK PLANKTON ZOETWATERMOSSELV ROOFVIS J BODEMDIEREN ETENDE VIS yj MUGGENLARVEN Fig. 1. vijver Voedselketen in een hun niet levende omgeving bestudeert. Voor dat we nu een ecosysteem proberen te definiëren is het nuttig een omschrijving te geven van het begrip 'systeem'. Een systeem bestaat uit een aantal elementen die onder linge relaties vertonen en die op een bepaalde manier georganiseerd zijn. Systemen zijn onder te verdelen in subsystemen op ver schillend niveau en deze weer in kleinere deelsystemen. Elk systeem van een bepaald integratieniveau heeft eigenschappen die niet aanwezig zijn op een lager integratieniveau, dat wil zeggen bij de subsystemen. Bezien we nu een ecosysteem, dan zien we dat het is samengesteld uit een niet-levende component, de zogenaamde abiotische om geving, en een levensgemeenschap. De levensgemeenschap zelf is weer samengesteld uit populaties van verschillende soorten plan ten, dieren en micro-organismen. Een popu latie is opgebouwd uit een meer of minder groot aantal individuen van één soort van verschillend geslacht en uiteenlopende leef tijd. Een individu is opgebouwd uit ver schillende organen en die weer uit cellen. Cellen zijn opgebouwd uit organellen en deze weer uit groepen macromoleculen. Men kan deze reeks voortzetten tot op het niveau van atomen en delen daarvan. Steeds blijkt dat de eigenschappen die men aantreft op een laag integratieniveau slechts ten dele de eigenschappen op een hoger niveau bepalen. Uit de kennis van atomen en moleculen waaruit een mens is opgebouwd zal men zeker niet zijn gedrag kunnen verklaren of voorspellen. Wel kan men bepaalde, en dan met name fysische en chemische eigen schappen van een mens verklaren uit de kennis van zijn atomen en moleculen. Een ander voorbeeld: een populatie van dieren heeft een geboorte- en sterftecijfer maar die eigenschappen zijn niet van toepassing op individuen van die populatie, hoewel die individuen geboren worden en sterven. Het belangrijke hierin is, dat men een systeem kennelijk kan onderzoeken zonder alle eigen schappen van de lagere integratieniveau's te kennen. Wel is het natuurlijk zo dat aan grenzende integratieniveau's belangrijker zijn dan verder weg liggende. In de voorbeelden was tot nu toe steeds sprake van een biologische integratiereeks; maar analoge reeksen bestaan ook in het niet levende deel van een ecosysteem, al zijn ze daar eenvoudiger. De subsystemen van het ecosysteem zijn weer verdeeld in functionele groepen van soort- 434

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1974 | | pagina 6