De bouwput voor de doorlaat- sluis in de Brouwersdam A. De werken van het Deltaplan In Bericht 64 (mei 1973) worden de nodige doorlaatmiddelen in de Oosterscheldedam en de Brouwersdam besproken. Voordat met de bouw van deze doorlaatmiddelen kan worden begonnen, moet echter eerst een bouwput worden gemaakt. Dit artikel handelt over de aanleg van de bouwput voor de sluis in de Brouwersdam. De bouwput is gesitueerd aan de rand van de voormalige diepe geul, het eigenlijke Brou- wershavense Gat. De keuze van deze plaats werd allereerst bepaald door de wens om de sluis in de voormalige stroomgeul te leggen, en de stroomgeul dus te gebruiken voor de aan- en afvoer van het passerende water. Dat de sluis niet in het diepste gedeelte maar aan de rand van de voormalige geul komt te liggen vindt zijn oorzaak in het feit dat het uiterst bezwaarlijk is om door de destijds op de diep gelegen geulbodem gelegde bodem bescherming met steenbestorting heen de zuigbuizen voor de bronbemaling aan te brengen. De sluis is nu zo geplaatst dat in ieder geval langs één lange zijde, de noord zijde, van de bouwput alle bronnen kunnen worden aangebracht omdat de bodembe scherming daar zo hoog ligt dat ze zonder veel moeite verwijderd kan worden. Het ont werp van de bouwput is gebaseerd op een aantal randvoorwaarden. De bodemafmetin gen van de bouwput moeten zodanig zijn dat behalve de twee nodige sluiskokers ook het stortebed aan de zeezijde en een gedeelte van het stortebed aan de meerzijde erin kunnen worden gemaakt en er dan bovendien nog voldoende werkruimte overblijft. De bodem van de bouwput wordt ongeveer 1 m hoger gehouden dan de aanlegdiepte van de te bouwen sluiskokers; de bouwput kan dan later ten behoeve van die bouw dieper worden ontgraven, zodat zekerheid bestaat dat het kunstwerk op ongeroerde grond wordt ge fundeerd. De taludhellingen moeten voorts zo zijn, dat de stabiliteit van de bouwput erdoor wordt gegarandeerd. De westelijke ringdijk vormt gedurende de gehele periode die voor de bouw van het kunstwerk nodig is, de hoofdwaterkering. Het profiel van deze ring dijk moet daarom zodanig zijn dat de veilig heid van het werk en de waterkering ver zekerd is gedurende de, betrekkelijk korte, tijd waarin de ringdijk dienst moet doen. De ringdijk verkrijgt daarom een zodanig dwars profiel en zo'n hoge kruin dat de golfoploop die behoort bij een storm met een kans van voorkomen van 1% per jaar de kruin net niet bereikt. Het verkeer over de oostelijke paral lelweg, de hoofdrijbaan en de recreatieweg op de buitenberm moet ook gedurende de bouw van het kunstwerk doorgang kunnen vinden. De bodembescherming die op de vroegere geulbodem is aangebracht en de daarop opgestorte sluitkade van beton blokken moeten in den droge worden ver wijderd. Het ontwerp van de bouwput dat aan de hand van deze voorwaarden werd opgesteld, vindt men in bijgaande tekeningen globaal weer gegeven. De westelijke ringdijk krijgt een kruinhoogte van N.A.P. 8 m en een buiten beloop onder een helling van 1 4, onder broken door een berm van minimaal 10 m breedte op N.A.P. 5 m. De weg voor het recreatieverkeer, die langs de gehele zee zijde van de Brouwersdam loopt, kan ook over de buitenberm van de westelijke ringdijk worden doorgetrokken. Pas als de westelijke ringdijk gereed is gekomen, mag in het bestaande damlichaam worden gegraven, onder voorwaarde dat het verkeer over de dam niet wordt onderbroken en de wegen op de dam daartoe intact worden gelaten tot ook de oostelijke ringdijk is voltooid en de wegen daarop zijn overgebracht. Het zand voor de ringdijken wordt gewonnen door aan de meerzijde van de dam reeds een gedeelte 476

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1974 | | pagina 48