Het aantal plantensoorten dat in dit milieu
kan leven, is beperkt. Tot heden worden er
vegetatie-zones aangetroffen die van elkaar
te onderscheiden zijn in soortensamenstelling
en bedekking.
De oeverzone is doorgaans nog onbegroeid,
met uitzondering van een enkele Zeekraal-
plant. Wel bieden dikke veekpaketten de
mogelijkheid tot het ontwikkelen van nieuwe
vegetatietypen. Geleidelijk meer het land op
vindt men een begroeiing van Zeekraal, die
aanvankelijk spaarzaam was, maar thans van
jaar tot jaar in dichtheid toeneemt en zich
sprongsgewijs meerwaarts uitbreidt. Op de
hogere delen in de nabijheid van het schor
en op overstoven veekresten heeft Schorre-
kruid een goed vestigingsmilieu gevonden.
Ook deze soort breidt zich met het dichter
worden van de Zeekraalvegetatie meerwaarts
Puitaal
Zeedonderpad
Heremietkreeft op Gewei
spons
Geweispons met Brokkelster
a
b.
c.
d.
zal worden ingegaan op de vegetatie-ont
wikkelingen die na de afsluiting hebben
plaatsgevonden op de drooggevallen gebieden
in het Grevelingenmeer. Per landschaps
eenheid zullen deze ontwikkelingen kort
worden beschreven.
Lage op- en aanwassen
Deze gebieden, die liggen tussen N.A.P. -
20 cm tot 50 cm, worden periodiek met
meerwater overspoeld. Het meer kent namelijk
peilverschillen, die worden veroorzaakt door
neerslag en verdamping, doch ook door
verhang, dat optreedt tijdens aanhoudende
wind. Grote delen van de lage platen worden
periodiek beïnvloed door opwaaiend meer
water. Dit heeft tot gevolg, dat in de bodem
een bovenlaag ontstaat met sterk wisselend
zoutgehalte.
d
uit. Hierbij valt op, dat Schorrekruid voor
namelijk groeit op minieme terreinverhogin
gen, bij voorbeeld op ingevangen zand achter
een Zeekraalplantje. In 1974 werd geconsta
teerd dat zich vanuit het primaire schor en
tussen de zogenaamde Spartinaduintjes
plaatselijk massaal Schijnspurriesoorten
meerwaarts uitbreiden. Op twee plaatsen is
geconstateerd, dat ook Zeeaster zich vanaf
het schor op het lage slik uitbreidt.
De kreken en prielen die vanaf de oeverlijn
diep het slik indringen worden nog omgeven
door een onbegroeide zone, die gele;delük
overgaat in bovengenoemde vegetaties. De
verdere ontwikkeling van de vegetatie zal
mede afhankelijk zijn van de mate en
frequentie van overspoeling, doch het huidige
pionierstadium zal zich nog zeker verder
ontwikkelen. Door het invangen van sedi-
501