r - - -"••*jt - _t_>
j >-ï—
aantal opeenvolgende zones aan; eerst hoge
oude schorren, dan een middenschor met
kommen, kreken en oeverwallen en ten slotte
een schorrand die zich ten tijde van de
afsluiting op vele plaatsen nog in een primair
stadium bevond.
Van noord naar zuid werden een drietal ge
bieden onderscheiden, die als volgt geken
merkt kunnen worden. Het meest noordelijke
deel ligt vrij laag; voor de afsluiting kwam er
veel veek terecht, omdat het in een luwe
hoek lag. Het werd beweid tot 1972. De be
weiding was selectief, alleen de hogere delen,
de oeverwallen, werden afgegraasd. Er was
niet begreppeld.
Op het middendeel ontbreken de kommen en
oeverwallen voor een deel, omdat de schor-
rand op vele plaatsen tot aan de dijk door
loopt.
loopt. Ter weerszijden van dit deel van het
schor liggen relatief veel laag gelegen plek
ken. Dit is dan ook het gebied met de grootste
kreekdichtheid, namelijk 350 m/ha. Tot
1972 heeft hier beweiding plaatsgevonden.
Het gebied is niet begreppeld.
In het meest zuidelijk deel vinden we kom-
gebieden die beweid zijn geweest, en andere
die niet beweid zijn geweest. Alleen de be
weide zijn begreppeld. Men vindt deze
kommen in een strook langs de dijk. Zij
liggen tevens hoger dan de onbeweide
kommen.
Het verschil in vegetatie tussen de verschil
lende kommen is zeer groot, hetgeen tot
uiting komt in scherpe grenzen. Aangezien
zowel hoogteligging als beweiding van invloed
waren op de huidige vegetatie, kan dit ver-
507