meteorologische omstandigheden, die immers
gevolgen hebben voor de ontzilting, de zaad
verspreiding, de verschillende kiemings-
kansen, enzovoorts.
Omdat hierover geen vergelijkend onderzoeks
materiaal aanwezig is, kunnen er weinig uit
spraken over gedaan worden.
Op de noordelijke schorren van Flakkee zijn
in 1973 124 soorten hogere planten aange
troffen, waaronder 35 die in 1973 nieuw waren,
zoals Grote engelwortel, Strandbiet,
Heggerank, Aardbei, Bereklauw, Italiaans
raaigras, Adelaarsvaren en Egelantier.
Twaalf soorten werden in 1973 niet meer ge
vonden, waaronder Knikkend tandzaad,
Kwispelgerst, Bleek kweldergras en Moeras-
andijvie.
Aan houtige soorten werden aangetroffen
Duindoorn, Vogelkers Egelantier, Braam,
Boswilg, Kruipwilg en diverse wilgebastaar
den, Vlier en Bitterzoet.
De soortensamenstelling is nog niet constant.
Verwacht moet worden, dat er nog vele
soorten zullen verdwijnen, doch ook dat er
een aantal nieuwe voor in de plaats zullen
komen. Opvallend is dat de meeste soorten
die op de schorren onder getijde-omstandig
heden voorkwamen tot op heden nog steeds
en vaak overvloedig worden aangetroffen.
Soorten als Engels slijkgras en Schorrekruid
overheersen op het schor echter vrijwel
nergens meer, en zijn over het geheel gezien
in 1974 bijna verdwenen. Van noord naar zuid
overheersten in 1972 nog respectievelijk
Schorrekruid, Kweldergras, Zeeaster en
Engels slijkgras. Op het beweide gebied
waren toen aanvankelijk afwisselend Kwelder
gras en Zeeaster de meest voorkomende
soorten. In 1974 blijkt Kweldergras het
belangrijkste te worden. Op het onbeweide
gedeelte waren combinaties van Zeeaster en
Engels slijkgras het belangrijkst.
In 1973 zien we een ontwikkeling van de
vegetatie die voortbouwt op de in 1972 aan
wezige verschillen. Hierbij kan het volgende
worden opgemerkt. Het type vegetatie dat
voorkwam in de lagere kommen van het meest
noordelijke gebied is in zijn geheel ver
anderd. Het grove patroon van voornamelijk
door Schorrekruid gedomineerde vegetatie
van 1972 is iets verfijnder geworden. De
nieuwe vegetaties omvatten precies de
grenzen van de voormalige Schorrekruid-
begroeiing. Sterk nitrofiele soorten hebben
de plaats van Schorrekruid ingenomen. Dit
was mogelijk door de voortgeschreden ont
zilting van de bovengrond, alsmede het hoge
organische-stofpercentage. Daarnaast zal de
Oud Spartinaduintje. waarop
de oorspronkelijke halofiele
vegetatie grotendeels heeft
plaats gemaakt voor andere
soorten
Ingevangen zand in een
strook ingeplante Helm.
Tussen de Helm zijn enkele
Zeekraalplantjes opgekomen
Spartinaduintje. Het Engels
slijkgras op de voorgrond
heeft zand ingevangen. Naar
mate het duintje groeit, sterft
het Engels slijkgras af, en
maakt plaats voor bijvoor
beeld Schorrekruid, Zeeaster
en Meidesoorten, die te zien
zijn op de achtergrond
510