gehouden met inklinken van de vers aan gebrachte dijkspecie. De aanleghoogte be draagt dus altijd meer dan de dijktafelhoogte, met een minimumverschil van 50 cm. De kruinhoogte van een eenmaal aangelegde dijk moet periodiek worden gecontroleerd. Na afloop van de tijdsperiode waarover de relatieve bodemdaling in rekening is gebracht, zal de dijktafelhoogte opnieuw moeten worden bezien en eventueel zal alsdan een noodzake lijke verdere dijkverhoging moeten plaats vinden. In de Deltawet is vastgelegd dat de hoofd- en nevenafsluitdammen met toebehoren in de zeegaten zullen worden aangelegd door en voor rekening van het Rijk en dat de betref fende beheerders de versterking van de bestaande aan hun zorgen toevertrouwde hoogwaterkeringen zullen regelen. Voor zoveel dit laatste betreft zal het Rijk een bijdrage verlenen van 100% in de directe kosten van uitvoering van de kust- en dijk- versterkingswerken. In de procedure voor de vaststelling van de plannen maakt de wet een onderscheid in geografische ligging van de werken. De plannen voor de versterking van de hoog waterkering langs de Noordzeekust tussen de Westerschelde en de Rotterdamsche Water weg, zeewaarts van de hoofdafsluitdammen, worden bij Koninklijk Besluit vastgesteld. De voor werken aan waterkeringen in de Water staatswet 1900 voorgeschreven goedkeuring door Gedeputeerde Staten komt daarbij te vervallen. Wel moet vooraf door de minister van Verkeer en Waterstaat overleg worden gepleegd met het college van Gedeputeerde Staten van de provincie waarin het kust- versterkingswerk is gelegen. De plannen voor de versterking van de hoog waterkering langs de overige kustgedeelten en langs de benedenrivieren worden door de minister van Verkeer en Waterstaat vastge steld, na overleg met de beheerders van die waterkeringen. Artikel 33 van de Waterstaats wet 1900 blijft van kracht, zodat voor deze werken de goedkeuring vereist is van Gedepu teerde Staten van de provincie waarin het werk is gelegen. In onderling overleg wordt de gedragslijn aangehouden, dat eerst inge volge de Deltawet de vaststelling van het plan geschiedt en dat daarna de goedkeuring krachtens de Waterstaatswet 1900 wordt gegeven. In de praktijk komt het erop neer, dat de tech nische dienst van de beheerder van de te versterken hoogwaterkering overleg pleegt met de diensten van de Provinciale en de Rijkswaterstaat. Na verkregen overeen stemming zenden de beheerders de plannen in, zowel ter vaststelling door de minister en ter verkrijging van de bijdrage van het Rijk in de kosten van uitvoering van het werk, als ter goedkeuring door Gedeputeerde Staten. Bij de versterking van hoogwaterkeringen langs de benedenrivieren in het zuidwesten van het land komt het nogal eens voor, dat kleine havens of haven- en uitwateringsgeulen een doelmatig tracé van de waterkering in de weg staan. In overleg met de verschillende belanghebbenden wordt dan nagegaan of het mogelijk is de haven of geul in te korten of af te sluiten. Blijkt die mogelijkheid aanwezig, dan wordt de wettelijke procedure ingezet om tot de inkorting of afsluiting te komen. In die gevallen moeten door de dijkbeheerder onder meer maatregelen worden genomen tot rege ling van de waterbeheersing in het afgesloten gebied. Ook komt het voor dat het aanbeveling ver dient om niet het bestaande tracé van de rivierdijk te handhaven maar een nieuw tracé te kiezen. Bij de versterking van hoogwaterkeringen zijn vele belangen betrokken. Dikwijls staan er woningen op of langs de dijken. Soms zijn er buitendijkse industrieën aanwezig, of ligt er een beschermd natuurgebied. Voor elk riviervak afzonderlijk wordt nagegaan welke bebouwing verwijderd moet worden, welke huizen of bedrijfsgebouwen aangepast kunnen worden en in hoeverre en op welke wijze natuurterreinen ontzien kunnen worden. Er is veel overleg nodig, zowel met de gemeente besturen, onder meer in verband met de beschikbaarstelling van vervangende woon ruimte, als met het bedrijfsleven en de milieu deskundigen. Vanwege de ingewikkeldheid van de proble matiek laten sommige dijkbeherende water schappen de dijkversterkingsplannen op stellen door een ingenieursbureau. Deze adviseurs plegen dan in hoofdzaak het nodige overleg, waarbij onder meer de Rijkswater staat als bron van informatie fungeert. Ten slotte moet, om de dijkversterking te kunnen realiseren, dikwijls op uitgebreide schaal worden overgegaan tot de aankoop van gronden. Lange-termijnplanning is ook dan noodzakelijk, want de versterking van hoogwaterkeringen is een zaak van lang durige voorbereiding. Het ligt in de bedoeling, zowel in dit als in een aantal volgende artikelen enige verster- kingswerken aan hoogwaterkeringen in het benedenrivierengebied nader te beschrijven. We beginnen met de aanleg van een nieuwe 523

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1974 | | pagina 39