Zandverplaatsingen in de rivieren van het noordelijk Deltabekken na de afsluiting van het Haringvliet In Bericht 60 (mei 1972) is een overzicht gegeven van de natuurlijke zandverplaat- singen in de rivieren van het noordelijk Deltabekken gedurende het eerste halfjaar na de afsluiting van het Haringvliet in november 1970. In dat artikel werden de veranderingen van de getij-volumes van de rivieren vermeld, zoals die zich ontwikkelden onder de invloed van de gemiddelde omstandigheden van getij en rivierafvosr en het daarbij behorende spui-programma van de Haringvlietsluizen. Bij de veranderde getijvoiumes bleek zich een nieuw evenwichtsprofiel te gaan instellen. Het gedrag van de rivieren gedurende het eerste halfjaar na de afsluiting van het Haringvliet kwam in grote lijnen gezien goed overeen met de aanzandings- en erosie processen zoals die in het rapport van de Deltacommissie waren voorspeld. Het tempo waarin deze processen zich voltrokken kon toen nog niet beoordeeld worden; daarvoor was een enigszins langere ervaring nodig. Nu de stelselmatige verwerking van alle verrichte lodingen van de rivieren van het noordelijk bekken gedurende de eerste drie jaren na de afsluiting van het Haringvliet achter de rug is, is het mogelijk een over zicht te geven van de bodemveranderingen van de betrokken rivieren gedurende de periode van najaar 1970 tot najaar 1973. Voor de verschillende riviertakken zijn de inhouden beneden N.A.P. berekend uit lodin gen. De inhoudsverschillen tussen twee op eenvolgende lodingen geven de werkelijk opgetreden bodemveranderingen aan. Echter, voor het gebied van de Rotterdamse Water weg geven deze verschillen geen juist beeld van de natuurlijke inhoudsveranderingen, omdat hier plaatselijk veel zuigwerk verricht is; in de Nieuwe Maas is ter bestrijding van de zoutpenetratie tot bodemverhoging over gegaan, zodat ook daar de werkelijk opge treden inhoudsverandering sterk afwijkt van de natuurlijke inhoudsverandering. Voor het verkrijgen van inzicht in het natuurlijk gedrag van de rivieren moeten deze gezogen en ge storte hoeveelheden materiaal vanzelfspre kend worden geëlimineerd. Bij het opmaken van de zandbalans over het eerste halfjaar na de afsluiting van het Haringvliet is dat dan ook gedaan. Voor het maken van een slui tende zandbalans van het gehele noordelijke bekken zou enerzijds bekend moeten zijn hoe groot de gemiddelde jaarlijkse aanvoer van zand en slib is van de rivieren Waal, Maas en Lek, en anderzijds hoeveel materiaal vanuit zee via de mond van de Rotterdamse Waterweg wordt aangevoerd. De zand- en slibaanvoer van de Waal is op grond van metingen van het zand- en slib- transport op de Boven- en Nieuwe Merwede en vooral op grond van de bestudering van de lodingen sinds 1920 vrij nauwkeurig bekend. Jaarlijks voert de Waal gemiddeld 4 miljoen m3 materiaal aan, en wel 0,80 miljoen m3 zand en 3,20 miljoen m3 slib. De aanvoer van zand en slib van de Maas bedraagt jaarlijks gemiddeld 1,4 miljoen m3. De aanvoer van zand en slib via de Lek is minder goed bekend. Op grond van de schaarse gegevens wordt die geschat op 0,1 tot 0,5 miljoen m3. Nu de Rijnkanalisatie in werking is getreden en een bodemverhoging is uitgevoerd op het traject km 995 - Hol landse IJssel - tot km 1004 van de Nieuwe Maas, is dit bedrag nog moeilijker te bepalen. De aanvoer van zand en slib uit zee via de mond van de Rotterdamse Waterweg is sterk 527

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1974 | | pagina 43