najaar 1973 7 tot 8% groter geworden. Vol ledige aanpassing van het profiel aan het vergrote getijvolume zou 8 a 10 jaar in beslag nemen. Langdurig optredende westerstormen kunnen dit proces echter vertragen; via de mond van de Rotterdamse Waterweg kan er dan weer zand en slib worden afgezet. Boven het splitsingspunt met het Spui vond op de Oude Maas aanzanding plaats. Het Spui kreeg in de bovenmond een aan zienlijk groter getijvolume. Mede door het karakter van deze rivier - smal met veel bochten - is de aanpassing van het profiel snel tot stand gekomen. De Noord kreeg een 25% groter getijvolume. In drie jaar tijds is het profieloppervlak daar met 8 tot 9% toegenomen. Het volledige aan passingsproces zou 10 tot 15 jaar kunnen duren. De Dordtse Kil heeft relatief gezien de groot ste bodemveranderingen ondergaan. Het ge middelde profieloppervlak is toegenomen van 1250 m2 tot 1380 m2, dus met 10%. Het gemiddeld optredend getijvolume is toege nomen met 25%. Deze rivier zal in 1974 en volgende jaren ter wille van de scheepvaart een aanzienlijke verruiming ondergaan, mede in verband met de nieuwe scheepvaartver binding Dordtse Kil - Krabbegeul - Oude Maas. Het hierop aansluitende gedeelte van de Oude Maas is al eerder kunstmatig ver ruimd. De Nieuwe Merwede kreeg gedurende het eerste halfjaar na de afsluiting van het Haringvliet veel zand en vooral slib van de Waal, dat zich voornamelijk in het middendeel van de rivier afzette. Later zijn de grootste afzettingen in het benedendeel opgetreden. Het lijkt logisch te veronderstellen dat het proces van aanslibbing en opzanding zich op deze wijze in benedenwaartse richting verder zal ontwikkelen. Het gemiddelde profieloppervlak is afgenomen met 8%, van 2165 m2 tot 1995 m2. De totale hoeveelheid doorstromend water is gemiddeld over de rivier afgenomen met 25%. Hoge rivier- afvoeren, die in de beschouwde periode echter nauwelijks zijn voorgekomen, zullen dit aanslibbingsproces tijdelijk kunnen verstoren. Er kan dan alleen zand worden afgezet, terwijl het slib tot verder beneden strooms zal worden meegenomen. Na lang durige perioden van lage rivierafvoeren, zoals de periode 1970-1973 in hoofdzaak is geweest, zal het inmiddels afgezette slib echter moeilijk meer verwijderd kunnen worden. Bij snel op elkaar volgende perioden van lage en hoge rivierafvoeren zou dat wèl kunnen. In de benedenmond van de Nieuwe Merwede heeft zuigwerk plaatsgevonden, waardoor de afzetting van zand en slib daar niet meer waarneembaar is in de ontwikke ling van het werkelijke profielopperviak. 532

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1974 | | pagina 48