A if s' j I Hl' I I I S&Uttc H U U IJ a» ua 1 \X gevolge van de afsluiting van het Volkerak in dit gebied met 5 tot 10% zouden toenemen. Dit zou de kans op het optreden van oever- vallen vergroten. Een versterkte stroomaanval werd vooral verwacht in het gebied ten westen van het punt waar de ebstroom van de Vuilbaard uitmondt in de Roompot. Ter bescherming is toen een uitgebreide bestor- ting aangebracht van grind en fosforslakken. Zie voor een meer gedetailleerde beschrijving van deze werken Bericht 43 (februari 1968). Grondgesteldheid Een globale indruk van de geologische op bouw van de Noordbevelandse oever kan men ontlenen aan de vergelijking van een aantal detailkaarten uit het verleden. Geschikte objecten voor vergelijking zijn de 17e eeuwse kaart van N. I. Visscher en de vroeg negen tiende eeuwse van W. van Wijngaarden en A. Decker. Op Visschers kaart zijn de meeste afstanden verkeerd ingetekend. Niettemin kan deze kaart dienen om een algemene indruk te krijgen, hoe de kust van Noord-Beveland er omstreeks 1650 bijlag. Waar nu de noord westelijke polders liggen, ziet men een platen- en schorrengebied. De kaart van Wijngaarden en Decker 1820 is nauwkeuriger. Men krijgt een goed beeld van de oever, de voorliggende geul en het platengebied van de Oosterschelde. Aan de noordoostzijde was Noord-Beveland toen al danig afgebrokkeld; aan de westzijde had de Onrustplaat nog een bolle oeverlijn. De noordwestelijke helft van Noord-Beveland was in 1820 een verzand gebied waarvan het middengedeelte echter al aan het afnemen was. De noordoostelijke Fig. 5. Kaart van W. van Wijn gaarden en A. Decker, 19e eeuw II V j V VS\%j%s y£-1 \V /-'V C. w i I n i v, '/f\\ V 1 xy r "ff 0 1 V. any- Cx: ///f\S i I - ju 'i -t l\ v 0? o ■>r (r: .1/ yp ,i 4„.„ 536

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1974 | | pagina 52